De anarchistische spanning

Alfredo M. Bonanno
De anarchistische spanning
gevolgd door Anarchisten tegenover de nieuwe kapitalistische wereldorde

Brochure 13x17 cm - 60 p. - februari 2008

Bestellen 1,5 euro

Downloaden
in PDF-formaat


De anarchistische spanning

Ik voel me altijd lastig wanneer ik moet praten en zeker wanneer ik moet beginnen. Dat gevoel wordt alleen maar groter in het geval van wat we ten onrechte lezingen noemen. Soms probeert iemand het op een bescheiden manier te camoufleren door ze lezingen-debatten te noemen. Uiteindelijk blijft het een kwestie van iemand die uit het niets opduikt, die misschien wel van een andere generatie is alsof die hij vanuit het verleden komt binnengeregend. Iemand die in dit klaslokaal komt om te praten en eigenaardig genoeg, zelf gevaarlijk, lijkt op diegenen die met heel andere bedoelingen op jullie hersenen inbeuken. Maar als je zorgvuldig luistert, zal je ontdekken dat er voorbij het uiterlijk een aanzienlijk verschil is met de concepten waarover ik het ga hebben.

Het eerstevan deze concepten neemt de vorm van een vraag aan. Wat is anarchisme? Het kan misschien vreemd lijken dat ik in deze situatie zo’n kwestie aanhaal omdat ik zeker weet dat er hier vele anarchisten zijn aangezien ik hen persoonlijk ken. Voor alles anders zouden anarchisten op z’n minst moeten weten wat anarchisme is. Toch is het nodig om de vraag “Wat is anarchisme?” keer op keer opnieuw aan te halen. Zelfs al is het maar met een paar zinnen. Waarom? Dit gebeurt normaal gezien niet in andere uitingen van het leven, in andere activiteiten of gedachten die zichzelf definiëren op dit of op dat gebaseerd te zijn.

Anarchisten blijven zichzelf dus dezelfde vraag stellen. Wat is anarchisme? Wat betekent het om een anarchist te zijn? Waarom? Omdat het geen definitie is die voor eens en voor altijd gemaakt kan worden, in een kluis kan gestoken worden en kan beschouwd worden als patrimonium waar af en toe wat uit gelost kan worden. Anarchist zijn betekent niet dat je een zekerheid bereikt hebt of dat je eens en voor altijd kan zeggen: “Hop, vanaf nu heb ik de waarheid in pacht en op z’n minst vanuit de invalshoek van ideeën, ben ik uitverkoren persoon.” Ieder die dit denkt is alleen maar een anarchist in woorden. Een anarchist is daarentegen iemand die zichzelf in twijfel trekken voor wat ze zijn, als individu en zichzelf afvragen: “Wat is mijn leven volgens wat ik doe en in verband met wat ik denk? Welke band kan ik dag na dag behouden tussen alles wat ik doe, een manier om voortdurend een anarchist te zijn en niet tot akkoordjes te komen, kleine dagelijkse compromissen te maken, etc.?

Anarchisme is geen concept dat in een woord kan opgesloten worden als ware het een grafsteen. Anarchisme is geen politieke theorie. Het is een manier om het leven te zien en leven, voor jong en oud, voor ouderen en kinderen, is niets definitiefs: het is een inzet waarvoor we dag na dag moeten spelen. Wanneer we ’s morgens wakker worden en onszelf uit bed lichten moeten we een goede reden hebben om op te staan. Als we die niet hebben, maakt het geen zier uit of we anarchisten zijn of niet. Dan zouden we al evengoed in bed kunnen blijven liggen en slapen. Om een goede reden te hebben moeten we weten wat we willen doen omdat er voor het anarchisme, voor de anarchist, geen verschil is tussen wat we doen en wat we denken. Er is alleen maar de voortdurende omkering van theorie in actie en van actie in theorie. Dat is wat de anarchist onderscheidt van iedereen die een andere visie op het leven heeft en die visie kristalliseert in een politieke praktijk of in een politieke theorie.

Dit zeggen ze normaal gezien niet tegen jou. Dit zal je nooit lezen in de kranten. Dit zal je niet in boeken lezen. Dit is waar de school een jaloerse stilte over bewaart. Omdat dit het geheim van het leven is: scheid nooit gedachten van actie, scheid nooit de dingen die we weten, de dingen die we begrijpen, van de dingen die we doen, van de dingen waarmee we onze acties uitvoeren.

Dit is het verschil tussen een politieker en een anarchistisch revolutionair. Niet in woorden, niet visies en sta me toe, in bepaalde aspecten zelfs niet in acties omdat het niet hun extreme – laten we zeggen, radicale – conclusie is om aan te vallen dat een verschil maakt tussen acties en acties kenmerkt. Het is zelfs niet de nauwkeurigheid in de keuze van het doelwit dat hen tekent maar wel de manier waarop het individu, de kameraad die deze acties uitvoert erin slaagt om van de actie een specifieke uiting van hun leven te maken: betekenisvolheid, levenskwaliteit, vreugde, verlangen, schoonheid. Het is niet de praktische verwezenlijking, niet de norse verwezenlijking van een daad die een dodelijk doel op zichzelf is en je toelaat te zeggen: “Ik heb vandaag iets gedaan, ver van mezelf en aan de rand van mijn bestaan.”

Daar, dat is één verschil. En uit dit verschil komt het volgende verschil voort. Naar mijn mening een aanzienlijk verschil. Iedereen die denkt dat de dingen die moeten gedaan worden buiten onszelf staan en verwezenlijkt worden als reeks successen en mislukkingen - het leven is een trap, soms ga je naar boven, soms ga je naar beneden, er zijn momenten dat het goed gaat, er zijn momenten dat het slecht gaat – iedereen die denkt dat leven uit zo’n dingen bestaan… Bijvoorbeeld de klassieke figuur van een democratische politieker (verdorie, iemand waar je mee kan praten, een vriendelijke, tolerante kerel die een toegeeflijke kant heeft, gelooft in vooruitgang, in de toekomst, in een betere maatschappij, in vrijheid), zo’n kerel dus, die waarschijnlijk geen kostuum en geen das draagt, gewoon gekleed, een kerel die op een kameraad lijkt en die zelf verklaart dat hij een kameraad is. Zo’n kerel kan evengoed een flik zijn, het maakt niets uit. Waarom niet? Er zijn democratische politieagenten, het tijdperk van de geüniformeerde repressie is voorbij. Repressie heeft vandaag vriendelijke aspecten. Ze onderdrukken ons met een hele reeks geniale ideeën. Hoe kunnen we zo’n figuur, zo’n democraat dan identificeren, hoe kunnen we hem herkennen? En als hij zand in onze ogen strooit waardoor we hem niet kunnen zien, hoe kunnen we onszelf dan tegen hem verdedigen? We kunnen hem herkennen aan dit feit: voor hem is het leven een verwezenlijking, voor hem bestaat het leven uit dingen doen, een kwantitatieve reeks die zich voor zijn ogen uitzet en niets anders.

Als we met iemand praten kunnen we niet vragen of we zijn lidmaatschapskaart mogen zien. Hun ideeën zorgen ervoor dat we uiteindelijk helemaal verward zijn en niet meer in staat zijn om wat dan ook te begrijpen omdat we allemaal fijne, progressieve praatbarakken zijn en allemaal de schoonheid van tolerantie en dat soort dingen prijzen. Hoe kunnen we zien dat we een vijand – de ergste van onze vijanden – voor ons hebben? Want tegen de oude fascist konden we ons tenminste verdedigen. Hij geeft me een klap, en als we ertoe in staat waren gaven we een hardere klap terug. Nu zijn de dingen veranderd. De situatie is veranderd. Het kan vandaag erg moeilijk zijn om fascistisch tuig te herkennen. Maar de figuur die wij proberen te beschrijven, de democraat die we overal tegenkomen, op school, in het parlement, op straat of in het uniform van een politieagent, een rechter of een dokter, die kerel is onze vijand omdat hij het leven op een andere manier ziet dan wij. Omdat voor hem leven een ander soort leven is, omdat wij voor hem van een andere planeet komen en ik zie niet in waarom wij hem op onze beurt zouden moeten beschouwen als een bewoner van onze planeet. Dit is de scheidslijn tussen ons. Hij heeft een kwantitatieve visie op het leven, hij meet de dingen als successen of als je wil, mislukkingen, maar altijd vanuit een kwantitatieve visie en dus op een andere manier dan wij ze waarderen. Daar moeten we over denken: “In welke zin heeft leven voor ons een andere betekenis, een betekenis die kwalitatief verschilt?”

Dus stort deze beminnelijke heer kritiek over ons uit en zegt: “Ja, anarchisten zijn goede mensen maar ze zijn niet effectief. Wat hebben ze ooit bereikt in de geschiedenis? Welke Staat is er anarchistisch geweest? Hebben ze ooit een regering zonder regering verwezenlijkt? Is een vrije samenleving, een anarchistische samenleving, een samenleving zonder macht dan geen tegenstelling?” En deze kritische steen die op ons neerstort is zeker consistent, omdat als je wat beter kijkt naar de momenten waarop anarchisten dichtbij de verwezenlijking van hun utopia van een vrije samenleving zoals in Spanje of Rusland, je ziet dat die zeker voor kritiek vatbaar zijn. Er zijn inderdaad revoluties, maar het zijn geen anarchistische revoluties, het is niet de anarchie. Dus zeggen deze heren: “Jullie zijn utopisten, anarchisten zijn dromers, jullie utopia zal nooit werken.” En wij moeten antwoorden: “Ja, dat is waar, anarchisme is een spanning, geen verwezenlijking. Anarchisme is geen concrete poging om de anarchie morgenvroeg te verwezenlijken.” Maar we moeten ook kunnen zeggen: “Maar jullie, achtbare democratische heren die in de regering zit die onze levens reguleren, die denken dat jullie in onze hoofden kunnen binnendringen, die ons regeren doorheen de meningen die jullie dagelijks in jullie kranten, op jullie universiteiten, scholen, etc. vormen, wat hebben jullie verwezenlijkt? Een wereld die het waard is om in te leven? Of een doodse wereld, een leven waarin het leven een vlakke affaire is die elke kwaliteit ontbeert en geen betekenis heeft? Een wereld waarin je wanneer je een bepaalde leeftijd bereikt en je bijna je pensioen krijgt, je afvraagt: “Maar wat heb ik met mijn leven gedaan? Wat was de zin van al die jaren geleefd te hebben?”

Dat is wat jullie bereikt hebben. Dat is wat jullie democratie is, jullie idee over het volk. Jullie regeren een volk, maar wat betekent volk? Wie is het volk? Misschien is het wel dat kleine, zelfs niet zo aanzienlijke deel dat stemt, aan verkiezingen deelneemt, voor jullie stemt, een minderheid uitkiest die op hun beurt een andere minderheid uitkiest die nog kleiner is dan de eerste en die ons regeert in naam van de wet? Maar wat zijn deze wetten als ze niet de uitdrukking zijn van belangen van een kleine minderheid die er in de eerste plaats nadrukkelijk op gericht zijn hun eigen perspectieven van verrijking, versterking van hun macht enzovoort ten goede te komen? Jullie regeren in naam van de macht maar vanwaar komt die kracht? Van een abstract concept, jullie hebben een structuur verwezenlijkt waarvan jullie denken dat die altijd maar verbeterd kan worden… Maar hoe, op welke manier is die in de geschiedenis ooit verbeterd? Dit is de kritiek die we moeten terugsmijten naar de fans van de democratie. Als wij anarchisten utopisten zijn, dan zijn we dat in de zin van een spanning naar kwaliteit; als democraten utopisten zijn, dan zijn ze dat in de zin van reductie naar kwantiteit. En tegen reductie, tegen de verstikking met het minst mogelijke schade voor hen en de grootst mogelijke schade voor het overgrote deel mensen die uitgebuit worden, tegen deze ellendige realiteit schuiven wij ons utopia naar voren die op z’n minst een utopie van kwaliteit is, een spanning naar een andere toekomst die radicaal anders zal zijn dan wat we nu leven.

Eender wie die tegen je praat in de naam van politiek realisme, de mannen van de Staat, de leerkrachten (de dienaars van de mannen van de Staat), theoretici, journalisten, alle intellectuelen die klaslokalen als deze doorstromen en tijdens hun toespraken met rustige, tolerante woorden zeggen dat er in elk geval toch niets anders mogelijk is, dat de realiteit is wat ze is, dat het noodzakelijk is om offers te maken, wel, die mensen nemen een loopje met jou. Ze bedriegen je omdat je iets anders kan doen, omdat ieder van ons ertoe in staat is om in opstand te komen in naam van onze gewonde waardigheid tegenover zo’n bedrog. Omdat iedereen van ons kan beseffen dat we bedrogen worden, omdat we eindelijk beseffen wat tot onze schade gedaan wordt. En door in opstand te komen tegen dat alles kunnen we niet alleen de werkelijkheid van de dingen veranderen in zoverre we die kunnen kennen, maar ook ons eigen leven, we kunnen ons leven de moeite waard maken om geleefd te worden. Je kan ’s morgens wakker worden, je benen uit het bed lichten, in de spiegel kijken en tegen jezelf zeggen: “Eindelijk ben ik erin geslaagd dingen te veranderen, tenminste in zoverre het over mij gaat” en voelen dat je iemand bent wiens leven de moeite waard is om geleefd te worden. Je kan voelen dat je geen pop bent in de handen van een poppenspeler die je zelfs niet voldoende kan zien om in het gezicht te spuwen. Daarom blijven anarchisten maar terugkomen op de vraag wat anarchisme is. Omdat anarchisme geen politieke beweging is. Misschien wel een beetje, maar dan alleen maar in beperkte zin. Het feit dat de anarchistische beweging zich historisch gezien voorstelt als een politieke beweging betekent niet dat het alle anarchistische potentieel tot leven uitbant. Anarchisme vindt haar besluit niet in de anarchistische groep van Cuneo, in de groepen van Turijn, Londen of elders. Anarchisme is niet zo. Uiteraard zijn daar anarchisten of alleszins kan je aannemen dat daar anarchisten zijn. Dat daar kameraden zijn die een eigen individuele opstand aangevat hebben, die bewust geworden zijn van de context van verplichting en dwang waarin ze gedwongen worden te leven. Maar anarchisme is niet alleen dat, het is ook een spanning, een kwaliteit van leven, de kracht die we uit onszelf kunnen halen, het vermogen om de werkelijkheid van de dingen te veranderen. Anarchisme is het geheel van het veranderingsproject dat verbonden is met wat we binnen onszelf verwezenlijken wanneer we tot persoonlijke verandering komen. Het is dus geen kwantificeerbaar feit dat tot een geschiedkundig verhaal kan herleid worden. Het is geen gebeurtenis die in de loop van de tijd zal gebeuren, die te voorschijn komt in bepaalde theorieën, mensen, bewegingen en waarom niet precieze revolutionaire daden. Het is altijd iets meer dan de som van deze elementen. We moeten dus voortdurend een verhouding bewaren tussen deze spanning naar iets volstrekt anders, naar het ondenkbare, het onzegbare, een dimensie die we moeten verwezenlijken zonder dat we al te goed weten hoe; en de dagelijkse ervaring van de dingen die we kunnen doen en doen. Een precieze verhouding van verandering, transformatie. Het eerste voorbeeld dat voor de geest schiet over deze kwestie is een ander contradictoir element. Denk maar aan het concept dat schuilgaat achter de verklaring “er zijn problemen die moeten opgelost worden.” Dit is een klassieke zin. We hebben allemaal problemen die moeten opgelost worden. Leven zelf is een probleem dat moet opgelost worden. Leven is een probleem, onze sociale omstandigheden zijn een probleem, het feit dat we door de cirkel die ons inperkt is een probleem en alle dagdagelijkse dingen zijn een probleem. Dat allemaal beschouwen wij ale een probleem. Bepaalde structuren die ons onderdrukken (ik denk dat velen hier aanwezig studenten zijn) blijven maar zeggen dat problemen opgelost kunnen worden en dat zij ze voor ons kunnen oplossen. Meer nog, ze gebruiken het voorbeeld van problemen die met geometrie, wiskunde enzovoort opgelost worden. Maar dit soort van probleem, het probleem van wiskunde, dat voorgesteld wordt als oplosbaar is een vals probleem; ze worden helemaal niet opgelost. De antwoorden zijn gewoon een herhaling van hetzelfde probleem op een andere manier, in technische termen, een tautologie. Je zegt iets en antwoordt door hetzelfde op een andere manier te zeggen. Uiteindelijk wordt het probleem dus niet opgelost maar gewoon herhaald.

Wanneer we spreken over hoe we een probleem dat het leven van ons allemaal aangaat kunnen oplossen, praten we over zo’n complexe kwesties dat ze niet beperkt kunnen worden tot een eenvoudige herhalen van het probleem zelf. Neem als voorbeeld het ‘probleem van de politie’. Het bestaan van de politie is voor velen van ons een probleem. Er kan geen twijfel over bestaan dat de politieagent een instrument van de repressie is die door de Staat gebruikt wordt om ons ervan te weerhouden bepaalde dingen te doen. Hoe los je zo’n probleem op? Kan het probleem van de politie opgelost worden? De vraag zelf onthult de absurditeit ervan. Er bestaat niet zoiets als het oplossen van het probleem van de politie. Maar vanuit een democratische visie zou het mogelijk zijn om bepaalde aspecten op te lossen door enkele structuren te democratiseren, de houding van politieagenten te veranderen enzovoort. Denken dat dit een oplossing zou kunnen zijn voor het probleem van controle en repressie is al even belachelijk als onlogisch. Het is in feite niets anders dan een manier om de repressie te reguleren in functie van de belangen van de macht, van de Staat. Als een democratische politie vandaag nuttig is, is een veel minder democratische structuur van controle minder zinvol en daar schuilt de vergissing. Waarom? Repressie zou nuttig kunnen zijn in de toekomst zoals ze in het verleden geweest is en uitzonderlijke, marginale minderheden die anders denken over een bepaald onderwerp kunnen uitbannen en elimineren.

Wanneer ik ‘politie’ zeg, bedoel ik eender welke repressieve structuur van militaire politie tot het gerecht, alle uitingen van de Staat die dienen om te controleren en te onderdrukken. Zoals je ziet, kunnen sociale problemen niet opgelost worden. Het bedrog van de democratische structuren is net hun bewering dat ze zulke problemen kunnen oplossen. Dit bedrog toont aan dat democratische politiek niet gebaseerd is op de werkelijkheid en zelfs niet op een minimum aan concreetheid.

Alles wordt opgehangen aan de veronderstelling dat dingen kunnen verbeterd worden, met de tijd opgelost worden, kunnen worden rechtgezet. Op dit idee van dingen rechtzetten berust de kracht van de macht, het is op die verbetering dat de macht rust en blijft bestaan op middellange en lange termijn. Machtsrelaties veranderen wanneer we wachten op wat ze beloofd hebben maar nooit gebeurd. Omdat deze verbeteringen nooit materieel worden. Omdat de macht verandert en zichzelf transformeert doorheen de geschiedenis, maar toch altijd hetzelfde blijft. Een handvol mensen, een minderheid van bevoordeelde mensen die de teugels van de macht in handen houden, voor hun eigen belangen zorgen en de omstandigheden voor de overheersing van eender wie die aan de macht is, vrijwaart.

Nu, welke instrumenten hebben we om tegen deze stand van zaken te vechten? Willen ze ons controleren? Dan weigeren we controle. Uiteraard kunnen we dat. Zonder twijfel doen we dat en proberen de schade te beperken. Maar controle weigeren in een sociale context is alleen maar geldig tot op een zekere hoogte. We kunnen bepaalde aspecten ervan beschrijven, schreeuwen wanneer we onterecht geraakt worden; maar er zijn duidelijk bepaalde terreinen van de macht waar regels wetten genoemd worden, aanduidingen afsluitingen zijn en mensen die zichzelf politieagenten noemen ons verhinderen binnen te komen. Daar kan geen twijfel over bestaan, probeer het parlement maar eens binnen te geraken en zie wat er gebeurt. Ik weet het niet. Sommige niveaus kan je niet overschrijden, sommige controle is onvermijdelijk.

Wat stellen wij dan tegenover deze situatie? Gewoon dromen? Een idee over vrijheid hebben dat daarenboven zorgvuldig moeten worden geformuleerd, omdat we niet kunnen zeggen: “de vrijheid die anarchisten willen is gewoon een vermindering van de controle.” In dat geval zouden we komen te staan tegenover het probleem: “Maar waar eindigt deze vermindering van controle?” Op een minimaal niveau misschien? Zou de Staat bijvoorbeeld legitiem worden voor anarchisten in plaats van de onderdrukkende Staat die ze vandaag is als ze, laat ons zeggen, de ideale Staat van de liberalen zou worden? Nee, zeker niet. Dat is dus niet de manier om erover na te denken. Het is geen kwestie te proberen controle te beperken, maar om controle volledig af te schaffen. Wij zijn niet voor méér vrijheid. Meer vrijheid wordt aan de slaaf gegeven wanneer zijn ketenen verlengd worden. Wij zijn voor de afschaffing van de ketenen, en dus zijn we voor vrijheid, niet voor méér vrijheid. Vrijheid betekent de afwezigheid van alle ketenen, de afwezigheid van limieten en alles dat uit zo’n uitspraak voortvloeit.

Vrijheid is een moeilijk, onbekend concept. Het is een pijnlijk concept, en toch wordt het voorgesteld als iets moois, zachts, rustgevend. Als een droom die zo ver weg is dat ze ons goed doet voelen zoals alle dingen die wanneer ze ver van ons zijn, hoop, vertrouwen en geloof inboezemen. Met andere woorden, die ongrijpbaarheden die schijnbaar de problemen van vandaag oplossen lossen ze helemaal niet op. Het zijn gewoon nevels rond de problemen die voorkomen dat wij een duidelijke visie zouden ontwikkelen over de weeën van onze tijd.
In orde, op een dag zullen we vrij zijn. Oké, het is een rommelhoop nu, maar binnen deze rommelhoop schuilt er een ondergrondse kracht, een onvrijwillige orde die onafhankelijk van ons in onze plaats werkt. Die kracht zal stap per stap de ellendige omstandigheden waarin we leven veranderen en ons naar een vrije dimensie leiden waar we allemaal nog lang en gelukkig zullen leven. Nee, dat is geen vrijheid, dat is bedrog dat tragisch lijkt op het oude idee over God dat onze vaak geholpen heeft en nog vele mensen helpt in hun lijden, omdat ze tegen zichzelf zeggen: “Oké dan, vandaag lijden we, maar het zal ons beter vergaan in de volgende wereld.” Zoals het evangelie zegt dat de laatsten de eersten zullen zijn, geeft zo’n idee in feite moed aan de laatsten van vandaag omdat ze zichzelf zien als de eersten van morgen.

Als we zo’n idee over vrijheid zouden omarmen als reëel dan zouden we niets meer doen dan de ellende van vandaag in stand houden door de sociale wonden te verzorgen op exact dezelfde manier als de priesters diegenen van de armen die luisteren naar zijn preek geneest. Ze liegen zichzelf voor dat het koninkrijk van God hen zal sparen van hun pijn. Anarchisten kunnen niet op die manier denken. Vrijheid is een destructief concept waarin de absolute uitschakeling van alle limieten vervat zit. Vrijheid is een idee dat we in onze harten moeten houden, maar tegelijkertijd moeten we begrijpen dat als we naar vrijheid verlangen we bereid moeten zijn om alle risico’s die gepaard gaan met vernietiging in de ogen te kijken, alle risico’s die samengaan met de vernietiging van de gevestigde orde waarin we nu leven. Vrijheid is geen concept om onszelf mee in te bunkeren in de hoop dat verbeteringen zich onafhankelijk van ons reëel vermogen om tussenbeide te komen zullen ontwikkelen.

Om zo’n concepten te begrijpen, moeten we bewust worden van de risico’s die je loopt wanneer je met zo’n gevaarlijke concepten schermt. We moeten in staat zijn het idee in onszelf te vormen. Er heerst redelijk wat verwarring over dit punt. Gewoonlijk beschouwt men alles wat ons door de geest schiet als een idee. Men zegt “Ik heb een idee” en probeert dan te begrijpen wat dat eigenlijk betekent. Dit is het cartesiaanse concept van idee tegenover het platonische concept waar het idee een ver weg abstract referentiepunt is. Maar dat is niet waar we het hier over hebben. De idee is een referentiepunt, een element van sterkte dat in staat is het leven te veranderen. Het is een concept dat beladen is met waarde waardoor het een concept van sterkte wordt, iets dat onze verhouding met anderen kan doen groeien en veranderen. Dat alles is een idee. Maar wat is de bron van de elementen die het mogelijk maken dat we zo’n ideeën ontwikkelen? School, universiteit, kranten, boeken, leraars, technici, televisie enzovoort? Bereiken deze instrumenten van informatie en culturele uitwerking ons? Een aanzienlijke accumulatie van informatie regent op ons neer, kookt in ons als een heksenketel, maakt dat we meningen voortbrengen. We neigen er niet toe ideeën, maar meningen te hebben.

Dit is een tragisch besluit. Wat is een mening? Het is een afgevlakt idee, een idee dat geüniformeerd werd om het aanvaardbaar te maken voor het grootste aantal mensen. Meningen zijn gemassificeerde ideeën. Voor de macht is het belangrijk dat deze meningen blijven bestaan omdat ze via meningen, de controle van meningen bepaalde resultaten halen; en niet in het minste de propaganda-apparaten en electorale procedures via het gebruik van de media. De vorming van de nieuwe machtselite komt er niet voort uit ideeën maar uit meningen.

Wat betekent jezelf verzetten tegen de productie van meningen? Betekent het dat je meer informatie moet bemachtigen, met andere woorden, dat je tegen informatie tegen-informatie in stelling brengt? Dat is niet mogelijk. Het maakt niet uit hoe je het bekijkt. Je kan onmogelijk ingaan tegen de enorme hoeveelheid informatie waarmee ze ons dagelijks bombarderen door tegen-informatie te verspreiden die in staat is om te ‘ontmaskeren’ doorheen een proces van onderzoek naar verborgen oorzaken, naar de realiteit die helemaal verborgen ziet achter het informatieve gezever. Nee, in die richting kunnen we niet gaan. Telkens wanneer we het proberen, beseffen we dat het geen zin heeft, dat we niet in staat zijn mensen te overtuigen.

Daarom hebben anarchisten altijd een kritische positie ingenomen tegenover de kwestie van propaganda. Ja, uiteraard, zoals je zelf ziet staat daar een redelijk beladen tafel zoals altijd het geval is bij dit soort initiatieven of lezingen. Je zal altijd onze pamfletten en boeken vinden. We worden overladen met blaadjes en we zijn erg goed in het uitbrengen van zo’n publicaties. Maar dat is niet het enigste dat we moeten doen en in ieder geval bevatten ze toch geen elementen van tegen-informatie, tenzij dan puur per toeval. Die publicaties zijn vooral gericht, of zouden moeten gericht zijn, op het uitbouwen van een idee of een aantal basisideeën, een reeks sterke ideeën.

Ik geef een voorbeeldje. De voorbije drie of vier jaar kwam een zaak op de voorgrond waarover de kranten berichtten met vreselijke termen als ‘tangentopoli’ of ‘propere handen’ (legale procedures waarbij vele politiekers bestraft werden omdat ze geld aanpakten van kapitalisten in ruil voor contracten in de publieke sector). Wat heeft deze operatie in de geesten van de mensen geprent? Het heeft de mening geconstrueerd dat de wet in staat is dingen recht te zetten, politiekers te bestraffen, omstandigheden te veranderen. De wet begeleidt de overgang van de oude concepten die zo typisch waren voor de Eerste Italiaanse Republiek naar de nieuwe van de Tweede Republiek. Deze mening, dit proces, is duidelijk erg nuttig. Het heeft bijvoorbeeld de opkomst van een ‘nieuwe’ machtselite toegelaten die de plaats van de oude heeft ingenomen. Nieuw tot op een zeker punt maar met bepaalde kenmerken en de zielige oude kost van gewoontes en personages. Zo werken meningen.

Vergelijk dit proces van mening-vorming die alleen maar voor de macht een aanzienlijk voordeel heeft met de opbouw van een idee-kracht die een diepgaande analyse van het concept van rechtvaardigheid zou kunnen zijn. Daar gaapt een kloof van verschil tussen. Maar wat is er nu eigenlijk rechtvaardig? Het was bijvoorbeeld voor velen zeker rechtvaardig, en we beschouwen het zelf ook als rechtvaardig, dat de voormalige leider van de socialistische partij Craxi gedwongen werd opgesloten te blijven in zijn villa in Tunesië. De hele toestand was vrij grappig, we moesten er zelfs om lachen, we voelden ons er goed bij omdat het redelijk fijn is wanneer zwijnen van zo’n niveau buitenspel worden gezet. Maar wat is echte rechtvaardigheid? Bijvoorbeeld Andreotti die in een lastig parket zit. Blijkbaar heeft hij de wang van Rima [een maffiabaas] gekust. Zo’n nieuwtje doet ons zeker lachen, we voelen er ons beter bij omdat een zwijn als Andreotti zelfs op fysiek niveau vervelend was. Hem op televisie zien was al voldoende. Maar wat is de idee van rechtvaardigheid? De onderzoeksrechters Di Pietro en Borrelli hebben een horde fans. Miljoenen mensen werden in dit proces van gelijkschakeling van meningen betrokken.

Is het concept van rechtvaardigheid waar we moeten over nadenken niet anders? Waarheen moet het leiden? Het zou ons ertoe moeten brengen te herkennen dat als Craxi en Andreotti verantwoordelijk zijn, mensen als Di Pietro en Borrelli op dezelfde manier verantwoordelijk zijn. Want de eerste zijn politiekers, de anderen zijn magistraten. Het concept van rechtvaardigheid betekent het afbakenen van een grenslijn tussen diegenen die de macht steunen en verdedigen en diegenen die tegen de macht zijn. Als het bestaan zelf van macht onrechtvaardig is en als alle pogingen (zoals de twee voorbeelden die we net bespraken) niets meer dan bedrieglijke zelfrechtvaardigingen blijken te zijn, dan staat elke man van de macht, hoe democratisch hij ook zijn mag, aan de verkeerde kant van rechtvaardigheid, wat hij ook doen mag.

Zo’n visie op rechtvaardigheid opbouwen betekent uiteraard het vormen van een idee. Een idee dat je niet in de kranten zal vinden, waarover niet zal gesproken worden in klaslokalen of universitaire auditoria. Een idee dat geen element van een mening kan worden of mensen ertoe kan overhalen te stemmen. In feite leidt zo’n idee tot een intern conflict. Omdat je jezelf tegenover een rechtbank afvraagt: “Maar ik, met mijn idee van sociale rechtvaardigheid, hoe doorzie ik de dingen wanneer wat Di Pietro doet goed lijkt? Wordt er ook met mij een loopje genomen, ben ook ik een instrument van meningen, een terminal van de grote processen om macht in stand te houden? Wordt ik zo niet alleen hun slaaf, maar ook hun medeplichtige?”

Eindelijk zijn we er geraakt. We zijn aanbeland bij de kwestie van onze eigen verantwoordelijkheid. Want als het voor anarchisten waar is dat er geen verschil bestaat tussen theorie en actie, vanaf wanneer de idee over sociale rechtvaardigheid binnen in ons oplicht en onze hersenen nog maar voor geen halve seconde verlicht, is het juist dat dat zichzelf nooit meer zal uitdoven. Omdat bij eender wat we denken onszelf schuldig zullen voelen, we zullen ons medeplichtigen voelen. Medeplichtig aan een proces van discriminatie, repressie, genocide, dood; een proces waarvan we onszelf nooit meer losgemaakt zullen kunnen voelen. Hoe zouden we onszelf anders kunnen omschrijven als revolutionairen en anarchisten? Voor welke vrijheid zouden we staan als we medeplichtigen zijn van de moordenaars die aan de macht zijn?

Zie je hoe verschillend en kritiek de situatie wordt voor diegene die erin slaagt doorheen diepgaande analyse van de realiteit of gewoon door toeval of ongeluk, een idee zo duidelijk als de idee van rechtvaardigheid te laten binnendringen in z’n hersenen? En zo zijn er vele ideeën. Het is hetzelfde met de idee van vrijheid. Elkeen die zelfs maar een seconde nadenkt over wat vrijheid eigenlijk is, zal nooit meer in staat zijn tevreden te zijn iets te doen gewoon om de vrijheid binnen de situaties die ze beleven lichtjes te vergroten. Vanaf dat moment zullen ze zich schuldig voelen en iets proberen te doen om hun gevoel van lijden te verlichten. Ze zullen vrezen dat ze iets verkeerds gedaan hebben omdat ze tot nu toe niets gedaan hebben. Vanaf dat moment zullen hun levens volledig veranderen.

Wat wil de Staat eigenlijk bereiken met de vorming van meningen? Wat wil de macht ermee aanvangen? Ja, natuurlijk wil ze een massamening scheppen omdat ze zo bepaalde operaties zoals stemmen, de vorming van machtsgroepen enzovoort kunnen verwezenlijken. Maar dat is niet alles wat ze willen. Ze willen onze consensus. Ze willen onze instemming. En consensus bereik je met precieze instrumenten, zeker als het over culturele toestanden gaat. De school is bijvoorbeeld één van de reservoirs van waaruit consensus wordt bereikt en waar de toekomstige intellectuele en niet louter intellectuele werkkrachten worden gevormd.

Het hedendaagse kapitalisme heeft een andere soort persoon nodig dan vroeger. Tot niet zo lang geleden was er nood aan mensen met professionele capaciteiten, een trots over deze capaciteit en een aantal bijzondere kwalificaties. Nu is de situatie heel wat anders. De wereld van werk heeft een erg bescheiden kwalificatieniveau nodig. Nu moet je capaciteiten hebben die in het verleden niet bestonden en zelfs niet denkbaar waren zoals flexibiliteit, aanpasbaarheid, tolerantie, vermogen om te spreken op vergaderingen enzovoort.

De enorme productie-eenheden die gebaseerd zijn op productiebanden worden vervangen door robots of conceptuele eilanden waar kleine groepen van mensen die elkaar kennen, controleren enzovoort samenwerken. Deze soort mentaliteit vind je niet alleen in de fabriek. Ze zijn niet gewoon een ‘nieuwe arbeider’ aan het maken, maar een ‘nieuwe mens’: een flexibele persoon met bescheiden ideeën, eerder ondoorschijnend wat zijn verlangens betreft, met een aanzienlijk verminderd cultureel niveau, een verarmde taal, gestandaardiseerd lezen, een beperkt vermogen om te denken en een groot vermogen om snel ja of nee beslissingen te nemen. Ze weten hoe te kiezen tussen twee mogelijkheden: een gele knop, een rode knop; een zwarte knop, een witte knop. Dit is de soort mentaliteit die ze vormen. En waar vormen ze die? Op school, maar ook in het dagelijkse leven. En wat zullen met zo’n persoon doen? Ze zullen hem gebruiken om alle modificaties die nodig zijn om het kapitaal te herstructureren te verwezenlijken. Hij zal nuttig zijn voor een beter beheer van de omstandigheden en verhoudingen onder het kapitalisme van morgen. En hoe zullen die verhoudingen zijn? Ze zullen gebaseerd zijn op alsmaar snellere veranderingen, de roep om onbestaande verlangens te bevredigen. Verlangens die geleid en bepaald worden door kleine groepen die alsmaar talrijker en talrijker worden. Deze nieuwe mens is vrijwel het tegengestelde van wat we ons konden bedenken of verlangen. Het tegengestelde van kwaliteit, creativiteit. Het tegengestelde van echt verlangen, levensvreugde. Het tegengestelde van dat alles. Hoe kunnen we vechten tegen de verwezenlijking van deze technologische mens? Hoe kunnen we tegen deze situatie strijden? Kunnen we wachten totdat die bewuste dag komt, die grootste dag die de wereld op z’n kop zal zetten? Wachten op wat de anarchisten van de vorige eeuw ‘den grooten avond’ noemden? Die grootste gebeurtenis waarin krachten die niemand kan voorzien eindelijk de bovenhand halen, ontploffen binnen het sociale conflict waarop we allemaal wachten, wat we revolutie noemen? Zal alles dan veranderen en is het tijdperk van perfectie en vreugde dan aangebroken? Dit is een millenaristisch idee. Nu we aan het einde van het millenium komen zou het terug wortel kunnen schieten. Maar de omstandigheden zijn veranderd. Dit is de realiteit niet; het is niet dat afwachten dat ons interesseert. Wat ons interesseert is een andere vorm van interventie, een veel bescheidenere vorm, maar wel een vorm die in staat is iets te bekomen. Als anarchisten zijn we geroepen om iets te doen. We worden geroepen door onze eigen individuele verantwoordelijkheid en door wat we eerder al zeiden. Vanaf het moment dat de idee in onze geest oplicht, niet de idee van anarchie maar van rechtvaardigheid, vrijheid; wanneer deze ideeën onze geest verlichten en het bedrog (wat we vandaag meer dan ooit als een democratisch bedrog kunnen bestempelen) voor onze ogen doorzien – wat kunnen we dan doen? We moeten aan de slag gaan en dat betekent ook onszelf organiseren. Het betekent het opbouwen van omstandigheden waarin anarchisten naar elkaar kunnen wenken en met elkaar in relatie kunnen treden. Deze omstandigheden moeten anders zijn dan in het verleden.

De werkelijkheid is veranderd. Zoals ik al eerder zei, zijn ze een andere mens aan het vormen, een gedekwalificeerde mens. Ze zijn die aan het vormen omdat ze een gedekwalificeerde maatschappij moeten vormen. Ze hebben de figuur van de arbeider uit het centrum van de visie op de politieke maatschappij zoals die was gerukt nadat ze hem gedekwalificeerd hadden. Het volstaat om aan de marxistische analyse te denken. Het Kapitaal van Marx is opgedragen aan de ‘bevrijding’ van de arbeider. Wanneer Marx spreekt over de mens bedoelt hij de arbeider. In zijn analyse van waarde spreekt hij over het arbeidsritme; in zijn analyse van vervreemding praat hij over arbeid. Er is niets dat niet te maken heeft met arbeid. Maar dit is omdat de arbeider centraal stond in de marxistische analyse in de tijd dat die ontwikkeld werd. De arbeidersklasse kon gezien worden als het centrum van de sociale structuur.

Met andere analyses kwamen ook anarchisten dichtbij de overtuiging dat de positie van de arbeider het centrum van de sociale wereld was. Denk maar aan de anarcho-syndicalistische analyses. Voor de anarcho-syndicalisten was het alleen maar een kwestie van het concept van de vakbondsstrijd tot haar uiterste consequenties te brengen, haar te bevrijden van de engere dimensie van de vakbondsonderhandelingen en haar te ontwikkelen tot aan de verwezenlijking van de revolutie door de algemene staking. Volgens de anarcho-syndicalisten zou de samenleving van de toekomst, de bevrijde anarchistische samenleving dus niets anders zijn dan de huidige samenleving weliswaar bevrijd van macht maar met dezelfde productiestructuren. Die productiestructuren zouden dan ook niet meer in de handen van de kapitalisten maar van het collectief zijn die die gemeenschappelijk zou beheren.

Vandaag is dit concept volledig onuitvoerbaar en wel om verschillende redenen. Eerst en vooral omdat de technologische transformatie het onmogelijk heeft gemaakt dat er een directe overgang is van de huidige maatschappij naar de toekomstige samenleving waarin we willen leven. Een directe overgang is onmogelijk om de eenvoudige reden dat het niet mogelijk is om informatietechnologie op een bevrijde of bevrijdende manier te gebruiken. De nieuwe technologieën en de technologische computertoepassingen beperken zich niet tot het aanbrengen van bepaalde veranderingen van specifieke instrumenten, ze hebben ook alle andere technologieën veranderd. De fabriek van nu is niet gewoon een structuur uit het verleden met toevoeging van computertechnologie, maar een gecomputeriseerde fabriek – wat heel wat anders is. Als je dit in het achterhoofd houdt kunnen we deze concepten alleen maar op een algemene manier benaderen omdat het heel wat tijd zou vragen om er diep op in te gaan. We moeten erkennen dat het niet mogelijk is om dit patrimonium te gebruiken. Deze vaststelling loopt gelijk aan het einde van de mythe van de centraliteit van de arbeidersklasse.

Nu, in een situatie waar de arbeidsklasse quasi gedesintegreerd is, bestaat de mogelijkheid om de productiemiddelen te onteigenen niet langer. Wat is dan de conclusie? Het enige mogelijke besluit is dat de huidige reeks productiemiddelen moet vernietigd worden. De enige mogelijke weg is om langs de dramatische werkelijkheid van de vernietiging te gaan. Als we ons de revolutie inbeelden waarover we daarenboven geen enige zekerheid hebben dat die er ooit komt, zal het zeker niet de revolutie uit het verleden zijn die gezien werd als een enkelvoudige gebeurtenis die op een dag of op een fijne avond zal plaatsvinden. Nee, de revolutie zal een lange, tragische en bloedige zaak worden die doorheen ondenkbaar gewelddadige, ondenkbaar tragische breuken moet gaan.

Dat is de soort werkelijkheid waar we naartoe gaan. Noch omdat het dat is wat we verlangen, noch omdat we van geweld, bloed, vernietiging, burgeroorlog, dood, verkrachting of barbaarsheid houden. Niet daarom, maar wel omdat het de enige aannemelijke weg is. En deze weg is noodzakelijk gemaakt door de herstructurering die diegenen die ons regeren en aan de macht zijn gewild hebben. Zij zijn deze weg opgegaan. Met een simpele gril, met een eenvoudige droom kunnen we dat alles niet veranderen. In de vroegere hypothese waar een sterke arbeidersklasse bestond, kon je jezelf bedriegen over deze overgang en je daarnaar organiseren. Zo zag het organisatorische voorstel van het anarcho-syndicalisme een sterke syndicalistische beweging die was doorgedrongen in de arbeidersklasse en haar bijna volledig organiseerde. Het was die beweging die in hun hypothese de onteigening en overgang moest verwezenlijken. Dit collectieve subject dat waarschijnlijk al vanaf het begin een mythe was, bestaat nu zelfs in haar mythische versie niet meer. Welke zin zou er dus zijn om deel te nemen aan een syndicalistische beweging met een revolutionair karakter? Welke zin zou een anarcho-syndicalistische beweging hebben? Geen.

De strijd moet dus elders beginnen, met andere ideeën en methodes. Daarom zijn wij al zo’n vijftien jaar lang een kritiek van het syndicalisme en het anarcho-syndicalisme aan het ontwikkelen. Daarom zijn we en omschrijven we onszelf als opstandige [insurrectionalistische] anarchisten. Niet omdat wij denken dat de oplossing barricades zijn – barricades zouden een tragische consequentie kunnen zijn van keuzes die niet de onze zijn. Wij zijn insurrectionalisten omdat we denken dat de anarchistische actie noodzakelijkerwijze tegenover zeer serieuze problemen staat. Deze problemen zijn niet gewild door het anarchisme maar worden opgelegd door de werkelijkheid die de machthebbers gebouwd hebben; en om die reden kunnen we die niet uitwissen door ze gewoon weg te denken.
Een anarchistische organisatie die denkt aan de toekomst zou daarom wendbaar moeten zijn. Het kan niet langer beladen worden met de omslachtige kenmerken en het kwantitatieve zwaargewicht van de structuren van het verleden. Het kan zichzelf niet presenteren als een synthese zoals de organisaties van het verleden waar de anarchistische structuur beweerde de werkelijkheid op te sommen in ‘commissies’ die alle verschillende problemen behandelden, beslissingen namen op periodieke congressen die gebaseerd zijn op theses van de vorige eeuw. Dit alles heeft z’n tijd gehad; niet omdat er een eeuw voorbijgegaan is sinds dit uitgedacht werd, maar omdat de werkelijkheid veranderd is.

Daarom blijven wij volhouden dat er nood is aan de vorming van kleine groepen op basis van affiniteit. Zelfs erg kleine groepjes van enkele kameraden die elkaar kennen en deze kennis verdiepen, want er kan geen affiniteit zijn als je elkaar niet kent. Je kan je eigen affiniteiten alleen maar herkennen als je ingaat op de elementen die je verschillen bepalen, als je elkaar ziet. Deze kennis is een persoonlijk kwestie, maar het is ook een kwestie van ideeën, debat en discussie. Maar in relatie met de eerste kwesties die we eerder deze avond aangehaald hebben, als je je het nog herinnert: je kan niet dieper ingaan op ideeën als er geen praktijk is van acties. Er is dus een voortdurende wederzijdsheid van dieper ingaan op ideeën en de verwezenlijking van acties.

Een kleine groep kameraden die elkaar ’s avonds gewoon zien om wat te praten is geen affiniteitsgroep maar een groep vrienden, makkers die ’s avonds bijeenkomen om over van alles en nog wat te praten. Een groep die daarentegen samenkomt om te discussiëren; doorheen die discussie zich voorbereid om iets te doen en doorheen dat doen bijdraagt tot de ontwikkeling van discussie die zelf weer discussie wordt over wat er kan gedaan worden: dat is het mechanisme van de affiniteitsgroep. Hoe kunnen affiniteitsgroepen dan in contact komen met anderen waarbij de wederzijdse kennis die bestaat in de enkele groep niet noodzakelijk bestaat? Dit contact kan verzekerd worden door informele organisatie.

Maar wat is informele organisatie? Er kunnen een informele soort relaties zijn tussen verschillende affiniteitsgroepen die met elkaar in contact treden om ideeën uit te wisselen en samen dingen te doen. In die zin kan er een organisatie bestaan die erg verspreid is over het hele land en bestaat uit tientallen, en waarom niet, honderden organisaties, structuren, informele groepen gebaseerd op discussie, periodieke analyses, dingen die samen gedaan worden etc. De organisatorische logica van het opstandige anarchisme verschilt van de (anarcho-syndicalistische) organisaties waarover we het al eerder hadden. De organisatievormen waar ik hier maar een paar woorden aan weidt verdient uitgediept te worden. Binnen het kader van een lezing kan ik dat niet doen. Maar zo’n manier van organiseren zou, naar mijn mening, gewoon iets binnen de anarchistische beweging blijven mocht het niet gericht zijn op ook relaties daarbuiten aan te gaan. Door de opbouw van externe groepen, externe basiskernen met informele kenmerken. Deze groepen zouden niet alleen uit anarchisten moeten bestaan. Iedereen die wil strijden om bepaalde, zelfs beperkte doelen te bereiken zou kunnen deelnemen zolang ze een aantal essentiële voorwaarden in acht nemen. Eerst en vooral ‘permanente conflictualiteit’ in de zin dat de groepen gericht zijn op het aanvallen van de realiteit waarin ze zich bevinden zonder te wachten op bevelen van ergens anders. Ten tweede ‘autonoom’ in de zin dat de groep niet afhankelijk is van en geen relaties heeft met politieke partijen of vakbonden. Tenslotte nog het kenmerk problemen één per één aan te pakken en geen algemene eisenplatformen naar voren te schuiven waardoor de groep onvermijdelijk een administratieve instelling zou worden in de lijn van kleine partijen of alternatieve vakbonden. Het geheel van deze ideeën kunnen misschien eerder abstract lijken en daarom zou ik voordat ik eindig graag een voorbeeld geven, omdat sommige van deze dingen beter begrepen worden doorheen de praktijk.

Een gelijkaardig theoretisch idee is gebruikt in een poging om de bouw van de Amerikaanse rakettenbasis in Comiso aan het begin van de jaren ’80 te verhinderen. De anarchisten die twee jaar lang intervenieerden bouwden “zelfbeheerde liga’s” op. Deze liga’s waren inderdaad non-anarchistische groepen die in die regio actief waren met als enige doel de verhindering van de bouw van de basis door het project in de loop van haar verwezenlijking te vernietigen.

De liga’s waren autonome basiskernen wiens kenmerk was dat hun enige doel de basis aan te vallen en te vernietigen was. Ze namen niet een hele reeks problemen op, omdat als ze dat hadden gedaan syndicalistische groepen zouden geworden zijn met als doel bijvoorbeeld het verdedigen van arbeidsplaatsen, werk eisen of andere directe problemen op te lossen. Hun enige doel was daarentegen de vernietiging van de basis. Hun tweede kenmerk was het permanente conflict. Vanaf het moment dat deze groepen gevormd werden (het waren dus geen specifieke anarchistische groepen, maar er zaten ook anarchisten in), gingen ze in conflict met alle krachten die betrokken waren bij de bouw van de basis. Zonder dat ze dit conflict lieten bepalen of leiden door vertegenwoordigende organismen of door de anarchisten die het initiatief hadden voorgesteld. Het derde kenmerk was de volledige autonomie van deze groepen. Ze hadden geen banden met partijen of vakbonden, etc. De strijd tegen de basis is deels gekend, deels niet gekend. Ik weet niet of het zin heeft om dit verhaal hier weer op te nemen, maar ik wilde het gewoon als een voorbeeld vermelden.

Het opstandige anarchisme moet dus één essentieel probleem overwinnen. Het moet voorbij een bepaalde grens gaan omdat het anders niet meer dan een idee van opstandig anarchisme zal blijven. Kameraden die een persoonlijke opstand geleefd hebben waar we het al eerder over hadden (een verlichting die een ideeënkracht in ons opwekt in tegenstelling tot het gereutel van de meningen) en die affiniteitgroepen vormen treden met kameraden van andere plaatsen in relatie via een soort informele structuur, verwezenlijken maar een deel van het werk. Op een bepaald punt moeten ze beslissen, moeten ze voorbij de demarcatiegrens gaan, moeten ze een stap nemen waar niet makkelijk om terug te komen valt. Ze moeten in relatie treden met mensen die geen anarchisten zijn in verband met een intermediair, welbepaald probleem (zoals bijvoorbeeld de vernietiging van de militaire basis in Comiso). Hoe fantastisch of interessant dit idee ook moge geweest zijn, het was zeker niet de verwezenlijking van de anarchie. Wat zou er gebeurd zijn mocht men erin geslaagd zijn de basis werkelijk binnen te dringen en te vernietigen? Ik weet het niet. Waarschijnlijk niets, waarschijnlijk alles! Ik weet het niet, niemand zou het kunnen zeggen. Maar de schoonheid van de verwezenlijking van de destructieve gebeurtenis is niet te vinden in haar mogelijke gevolgen. Anarchisten geven geen garanties voor wat ze doen. Ze tonen de verantwoordelijkheid van personen en structuren op basis van de beslissing dat ze vastberaden zijn te handelen. En vanaf dat moment voelen ze zich zeker van zichzelf omdat hun idee van rechtvaardigheid hun actie verlicht. De verantwoordelijkheid van één persoon of van meer personen tonen. Van één structuur of van meerdere structuren, en de gevolgen waar zo’n verantwoordelijkheid toe leiden. Daar vind je de vastberadenheid van anarchisten om te handelen.

Maar eens ze samen met anderen handelen, moeten ze ook proberen organismes op te bouwen die in staat zijn om de strijd tegen de macht bijeen te houden en de gevolgen ervan te dragen. Dat mogen we nooit vergeten. En dit is een belangrijke kwestie om over na te denken: macht verwezenlijkt zichzelf in tijd en ruimte, macht is niet abstract. Controle zou niet mogelijk zijn als politiekantoren niet bestonden of als er geen gevangenissen waren. De wettelijke macht zou niet bestaan als er geen parlement was of als er geen kleine regionale parlementen waren. De culturele macht die ons onderdrukt, die meningen fabriceert, zou niet mogelijk zijn als er geen scholen of universiteiten waren. Scholen, universiteiten, politiekantoren, gevangenissen, industrieën, fabrieken,… zijn allemaal zaken die op specifieke plaatsen verwezenlijkt zijn, in welbepaalde gebieden waar we alleen maar kunnen rondlopen wanneer we de gegeven omstandigheden aanvaarden en het spelletje meespelen. Momenteel zijn we hier omdat we aanvaard hebben het spelletje mee te spelen. Anders zouden we nooit zijn binnengeraakt in dit gebouw. Dit is interessant. We kunnen structuren van deze soort gebruiken, maar op het moment van de aanval zijn zo’n plekken verboden terrein voor ons. Als we hier waren gekomen met de intentie aan te vallen, dan zou de politie ons uiteraard hebben buitengehouden.

Juist omdat macht zichzelf in de fysieke ruimte verwezenlijkt, is de verhouding van anarchisten daarmee belangrijk. Uiteraard is opstand een individueel gegeven en dus, diep in ons, ’s nachts wanneer we bijna in slaap vallen, denken we “…ach, volgens de laatste analyse gaan de dingen nog zo slecht niet.” We zijn tevreden met onszelf en vallen in slaap. Daarbinnen in onszelf, in die private ruimte, kunnen we rondwaren zoals we willen. Maar daarna worden we weer in de fysieke ruimte van de sociale realiteit gekatapulteerd. En de fysieke ruimte staat bijna uitsluitend onder controle van de macht. Wanneer we ons dus in deze ruimte begeven dragen we de waarde van opstand met ons, die revolutionaire waarden, en meten ze in een botsing waarin we niet de enige aanwezigen zijn.

We moeten daarom betekenisvolle doelwitten ontrafelen, hun bestaan nagaan (deze doelwitten blijven bestaan en zijn overal) en bijdragen tot het scheppen van omstandigheden zodat de uitgebuitenen op wiens rug deze doelwitten verwezenlijkt worden, iets doen om ze te vernietigen. Ik denk dat dit revolutionaire proces een opstandig karakter heeft. Het heeft geen kwantitatieve doelen (en dit is belangrijk) omdat de vernietiging van een doelwit of de verhindering van een project niet gemeten kan worden in kwantitatieve termen. Soms gebeurt het dat iemand tegen mij zegt: “Maar welke resultaten hebben we behaald?” Als er iets gebeurd is, herinneren de mensen achter de anarchisten zelfs niet. “Anarchisten? Wie zijn die anarchisten? Monarchisten? Zijn dat die mensen die de koning steunen?” Mensen hebben geen goed geheugen. Maar wat maakt dat uit. Ze moeten niet ons herinneren, maar hun strijd. Want de strijd is van hen, wij zijn niet meer dan een gelegenheid in die strijd. We zijn iets extra.

In de bevrijde maatschappij waar de anarchie een redelijk ideale dimensie bereikt heeft, zouden anarchisten (die onmisbaar zijn in de sociale strijden op alle niveaus) gewoon de rol hebben de strijden alsmaar verder te duwen en zelfs de kleinste sporen van de macht te elimineren. Altijd verder de spanning naar anarchie uitdiepen. Anarchisten bewonen in ieder geval een oncomfortabele planeet omdat wanneer de strijd vlot loopt ze vergeten worden en wanneer de strijd slecht gaat ze ervan beschuldigd worden daarvoor verantwoordelijk te zijn, haar op de verkeerde manier benaderd te hebben of haar tot foute conclusies gebracht te hebben. Geen illusies dus over kwantitatieve resultaten: als de strijd vanuit een opstandige invalshoek verwezenlijkt wordt en goed verlopen is, als er al resultaten waren, dan zullen die nuttig zijn voor de mensen die de strijd voerden, en zeker niet voor anarchisten. Het is belangrijk niet ten prooi te vallen aan de illusie die vele anarchisten jammer genoeg koesteren, namelijk te geloven dat een positieve afloop van een strijd kan leiden tot een groei van onze groepen. Dit is niet waar en leidt systematisch tot teleurstellingen. De groei van onze groepen en een verhoging van het aantal kameraden is misschien wel belangrijk, maar die komt niet zozeer voort uit resultaten dan wel uit het opbouwen en het vormen van deze ideeënkrachten (de verduidelijking waar we het al eerder over hadden). De positieve resultaten van strijden en de numerieke groei van anarchistische groepen zijn twee zaken die niet als oorzaak en gevolg kunnen gezien worden. Misschien zijn ze verbonden, misschien ook niet.

Enkele zinnen om af te ronden. Ik heb gepraat over wat anarchisme is, over wat democratie is en over het onbegrip waarmee we voortdurend in aanraking komen. Ik heb gepraat over de manieren waarop de structuren van de macht die we modern kapitalisme of postindustrieel kapitalisme noemen veranderen. Ik heb het gehad over anarchistische strijdstructuren die vandaag niet meer aanvaardbaar zijn en de manier waarop je je kan verzetten tegen de realiteit van de macht. Tenslotte heb ik het verschil aangehaald tussen het traditionele anarchisme en het huidige opstandige anarchisme. Ik dank jullie.

Alfredo M. Bonanno

Originele uitgave:
La Tensione Anarchica, Edizione Laboratorio, Cuneo, 1996.


Anarchisten tegenover de nieuwe kapitalistische wereldorde

Kameraden, vooraleer we dit gesprek aanvangen, enkele woorden om elkaar beter te leren kennen. Op conferenties wordt bijna altijd een barrière opgetrokken tussen degene die spreekt en de toehoorders. Om dat euvel te vermijden moeten we dus tot een afspraak komen, want we zijn hier om samen iets te doen, niet om enerzijds een exposé te houden en anderzijds passief te luisteren. En die gemeenschappelijke bekommernis moet, gegeven de vragen die bediscussieerd zullen worden vanavond, méér dan ooit benadrukt worden. Vaak is het de complexiteit van de analyses en de moeilijkheidsgraad van de besproken problemen die de toehoorders in een passieve dimensie dwingt. Hetzelfde gebeurt wanneer we een moeilijk boek lezen dat ons slechts tot op zekere hoogte boeit, een boek dat bijvoorbeeld de titel Anarchisme en de postindustriële samenleving draagt. Ik moet toegeven dat als ik zo’n boek in de etalage zag staan, ik het wellicht niet zou kopen.

Daarom moeten we volgens mij tot een overeenkomst komen. Ik denk dat, los van de complexe materie die hier ter discussie staat, we als anarchisten en revolutionairen tot een gemeenschappelijke begripsbasis moeten kunnen komen. Die begripsbasis moet ons het analytisch instrumentarium verlenen, waarmee we de werkelijkheid beter kunnen begrijpen en er ook effectiever op kunnen ingrijpen. Als een revolutionair anarchist weiger ik een onderscheid te maken tussen de wereld van de theorie en die van de praktijk. Als een revolutionair anarchist is mijn theorie mijn praktijk en is mijn praktijk mijn theorie.
Woorden en daden

Een inleiding als deze wordt wellicht niet echt gesmaakt, zeker niet door diegenen die de oude theorieën genegen zijn. Maar de wereld is veranderd. We worden geconfronteerd met een nieuwe menselijke conditie; een nieuwe en pijnlijke realiteit. Een realiteit die geen plaats laat voor een intellectuele salonmentaliteit of voor analytische aristocratieën. Actie is niet langer iets dat gescheiden kan worden van theorie en tot nader order zal dat zo blijven. Daarom is het belangrijk opnieuw te praten over de transformatie van het kapitalisme; omdat de huidige situatie reeds het resultaat is van ingrijpende herstructureringen.

In zo’n situatie, laat men zich gemakkelijk verleiden door woorden. En die uitzonderlijke toewijding aan woorden van anarchisten kennen we maar al te goed. Vanzelfsprekend zijn we ook voorstanders van actie. Maar deze avond zullen we het bij woorden houden en dus lopen we het gevaar ons door die woorden te laten meeslepen. Revolutie, opstand, vernietiging; het zijn allemaal woorden. Sabotage – nog zo’n woord. De laatste dagen die ik bij jullie doorbracht, zijn me verschillende vragen ter ore gekomen. Sommige van die vragen werden, denk ik althans, in kwade trouw gesteld. Maar er komen vertalingen bij kijken en ik wil niet kwaadwillig zijn. Ik wil enkel duidelijk maken dat het belangrijk is, voor ogen te houden dat mijn analyse niet dé oplossing voor het sociale probleem wil of kan zijn. Ik geloof ook niet dat één van de mensen die ik de laatste dagen gesproken heb, over de oplossing van dat probleem beschikt. Noch de anarchosyndicalist, met zijn analyse gebaseerd op de cruciale rol van de arbeidersklasse, noch de andere kameraden die met hem van mening verschillen en een interventie voorstellen van opstandige aard. Geen van beiden kan aanspraak maken op waarheid. En als het anarchisme ons iets geleerd heeft, is het net deze les: wantrouw iemand die beweert de waarheid in pacht te hebben. Mensen die zoiets beweren, zijn wat mij betreft altijd priesters, zélfs al beweren ze anarchist te zijn. Elk discours moet erop gericht zijn een kritiek te formuleren op de bestaande orde en als we ons daarin door woorden laten meeslepen, hoort het verlangen tot handelen ons terug op het juiste pad te brengen. Laten we hier even halt houden om alles opnieuw te overdenken. De vernietiging van de onderdrukkende bestaande orde zal een werk van lange adem zijn. Onze analyses zullen slechts een kleine bijdrage leveren, die ons in staat moet stellen onze vernietigende revolutionaire activiteit samen voort te zetten op een manier die elke Spielerei met woorden tot tijdsverlies zal maken.

Wat staat er ons te doen? Anarchisten stellen zich die vraag reeds lange tijd: ‘hoe kunnen we in contact treden met de ‘massa’?’ om een term te gebruiken die in dit soort discussies vaak de kop opsteekt en die ik ook tijdens de laatste dagen geregeld hoorde vallen. Wel, dit probleem wordt op twee verschillende manieren benaderd. Doorheen de geschiedenis van het anarchisme gold de propaganda als de meest gegeven oplossing voor dit probleem. We moeten de massa duidelijk maken wie we zijn. Dat is de methode die gebruikt wordt door politieke partijen de wereld rond. Volgens mij is die methode van traditionele, anarchistische propaganda vandaag in een moeilijk parket verzeild geraakt, net als de verspreiding van eender welke ideologie. Dat is niet zo omdat mensen niets van ideologie willen weten, maar wél omdat de kapitalistische hervormingen de ideologie zinloos gemaakt hebben. En ik moet hier publiekelijk zeggen dat anarchisten het moeilijk hebben om die nieuwe realiteit te verstaan. Niet zonder reden vormt deze kwestie het onderwerp van lopende debatten binnen de internationale anarchistische beweging. Het einde van de ideologie brengt ons in een situatie waarin traditionele anarchistische propaganda zinloos aan het worden is. Met het einde van de effectiviteit van de propaganda, opent zich echter wel de weg van het directe contact met de mensen. Dat is een weg die bezaaid is met concrete strijdpunten; dat soort strijdpunten dat we eerder al aanhaalden, alledaagse problemen, waarvoor we onze eigen beperkingen niet hoeven te overstijgen. Anarchisten zijn een heel kleine minderheid. Zo’n minderheid wordt niet gehoord door veel kabaal te maken of advertentietechnieken te gebruiken. Blijkbaar is het dus niet zozeer een kwestie de meest geschikte communicatiemiddelen te vinden, want dat zou ons terug bij de propaganda en de ideologie brengen. Het lijkt belangrijker de juiste strijdmiddelen te kiezen. Veel anarchisten geloven dat hét strijdmiddel bij uitstek de directe aanval is, binnen de grenzen van hun mogelijkheden en zonder iemands stroman te willen zijn.

De herstructurering van het kapitalisme

Ik vraag jullie even na te denken over de toestand waarin het kapitalisme zich bevond in de vroege jaren tachtig. Het kapitalisme verkeerde toen in problemen. Het werd geconfronteerd met toenemende arbeidsuitgaven, enorm dure herstructureringen van vaste werkplaatsen, een vastgeroeste markt en de mogelijkheid van sociale strijd als gevolg van dat alles. En denk dan nu eens na over de toestand waarin het kapitalisme zich zes of zeven jaar later bevond. Denk eens na over de snelheid waarmee het kapitalisme zich aangepast heeft. Het kwam al haar problemen te boven op een manier die niemand had kunnen voorspellen. Het bereikte een programma van economisch en imperialistisch wereldmanagement, dat in de geschiedenis zijn gelijke niet kent. Dat programma, gericht op het sluiten van de machtscirkel, staat aan de vooravond van haar verwezenlijking, ook al blijkt dat nog niet uit de huidige toestand. Hoe gebeurde dat alles? Hoe kon een situatie die zo manifest problematisch was zo snel en radicaal omkeren?

We weten allemaal wat er gebeurde; het is niet het technische aspect ervan dat ons verrast. Er werd een nieuwe technologie toegevoegd aan het productieproces. De arbeidskosten werden verlaagd, productieprogramma’s werden vervangen, nieuwe productiekrachten werden in gebruik genomen. We zijn ons bewust van dat alles. Dat is niet het aspect van de kapitalistische herstructurering dat ons verrast. Nee, wat ons werkelijk verbaasd is het vernuft, waarmee het kapitaal de arbeidersklasse in haar programma heeft ingeschakeld. Want die klasse is altijd de voornaamste stoorzender geweest voor het kapitalistische project. Het kapitalisme is er met zachte hand in geslaagd de arbeidersklasse aan te vallen en te ontmantelen, geografisch te verspreiden, te verarmen, te demoraliseren en teniet te doen.

Vanzelfsprekend was het aanvankelijk bang om dat project ten uitvoer te brengen. Het kapitaal is altijd als de dood geweest om die weg te bewandelen, omdat een verlaging van de arbeidskosten altijd een indicator geweest is voor sociale strijd. Maar, en daarop wezen haar academische vertegenwoordigers al een tijdje, dat gevaar bestaat niet langer of het verdwijnt met rasse schreden. Het is nu zelfs mogelijk mensen te ontslaan, zolang het maar gebeurt door productiesectoren te veranderen en zolang anderen bereid worden gevonden een open mentaliteit en een debatcultuur te ontwikkelen. Alle sociale krachten; de partijen, de vakbonden, de arbeiders, het repressieapparaat, alle echelons van het onderwijs, de cultuur, het spektakel en de media verenigden zich om het kapitaal bij te treden in haar nieuwe taak. Zo werd een nooit geziene, wereldwijde kruistocht ondernomen ten einde de nieuwe mens, de nieuwe arbeider te modelleren.

Een nieuwe mens

Wat is het voornaamste kenmerk van deze nieuwe mens? Hij is allesbehalve gewelddadig, want hij is een democraat. Hij bediscussieert allerlei zaken met anderen, staat open voor andermans mening, verenigt zich met anderen, vervoegt de vakbond, zélfs voor een (symbolische) staking deinst hij niet terug.

Maar wat is er werkelijk met hem gebeurd? Hij is zijn identiteit verloren. Hij weet niet langer wie hij écht is. Hij verloor zijn identiteit als één van de uitgebuitenen. Niet omdat de uitbuiting zélf verdwenen is, maar omdat men hem een nieuwe voorstelling van zaken heeft voorgehouden, waarin hem het gevoel gegeven wordt dat hij ten volle participeert. Méér nog; hij heeft het gevoel zélf verantwoordelijkheid te dragen voor de goede gang van zaken. En in naam van deze ‘sociale solidariteit’ is hij bereid nieuwe offers te brengen; hij past zich aan, verandert van job, verliest zijn vaardigheden, diskwalificeert zichzelf als mens en als arbeider. Dát is wat het kapitaal het laatste decennium systematisch van hem gevraagd heeft, want de nieuwe, kapitalistische herstructurering heeft geen nood aan kwalificatie. Ze vereist enkel bereidheid tot arbeid, flexibiliteit en snelheid. Het oog moet de geest te snel af zijn, korte termijnbeslissingen moeten snel genomen worden, de keuzes en het aantal in te drukken knoppen moeten beperkt zijn, de snelheid van de uitvoering maximaal. Denk maar aan de rol die videospelletjes spelen in dat proces, om maar een enkel voorbeeld te geven.
We zien dus dat het zwaartepunt dat de arbeid vroeger was ellendig snel veld geruimd heeft. Het kapitaal is in staat de ingeslotenen van de uitgeslotenen te scheiden. Het beschikt over alle middelen om diegenen die zich tot de macht verhouden te onderscheiden van diegenen die er voorgoed van uitgesloten zijn. En met ‘macht’ bedoelen we hier niet enkel het staatsmanagement, maar ook en vooral de mogelijkheid toegang te krijgen tot betere levensomstandigheden.

Maar wat houdt dat onderscheid in stand? Wat verzekert deze scheiding? Het antwoord op die vraag is gelegen in de verschillende manieren waarop noden gepercipieerd worden. Als je er even over na denkt, kom je tot de vaststelling dat in het uitbuitingsmodel oude stijl, de uitbuiter en de uitgebuitene beiden hetzelfde ding verlangden. Eén van beiden bezat dat ding, de andere niet: dat was het enige verschil. Als nu de blauwdruk van het voorgaande onderscheid volledig gerealiseerd zou worden, zal er een verlangen voor volledig verschillende dingen ontstaan. De uitgeslotenen zullen enkel datgene verlangen dat ze kennen, datgene dat begrijpelijk is voor hen. De noden van de ingeslotenen zullen door hen niet verlangd kúnnen worden, omdat de culturele uitrusting die deze verlangens begrijpelijk maakt hen voorgoed ontnomen is.

Dát is wat het kapitalisme aan het opbouwen is: een automaat uit vlees en bloed, een constructie uit de laboratoria van de macht. De informatietechnologische wereld weet maar al te goed dat ze de machine nooit tot het niveau van de mens zal kunnen verheffen; geen enkele machine zal ooit in staat zijn te doen, waartoe een mens in staat is. En dus wordt de mens herleid tot het niveau van de machine. Stapsgewijs wordt zijn cultureel erfgoed verengt tot het absolute minimum, wordt zijn vermogen tot inzicht gereduceerd en worden zijn verlangens uniform gemaakt.

Informatie-communicatie-technologie

Wanneer vond dit technologisch proces haar aanvang? Begon het, zoals eerder gesuggereerd werd, met de opkomst van de cybernetica? Iedereen die een beetje bekend is met de cybernetica, weet dat Norbert Wiener niet meer deed dan met elektronische schildpadjes spelen: méér kan men hem niet verwijten. De moderne technologie zag in feite honderd jaar geleden het licht, toen een onschuldige Engelse wiskundige met aritmetica begon te experimenteren en de binaire rekenkunde ontwikkelde.

Uitgaande van die eerste stap is het mogelijk de verschillende fasen in de moderne technologie te identificeren. Maar in die ontwikkeling is er één precies moment waarop een kwalitatieve sprong gemaakt werd: toen de elektronica de basis werd waarop de nieuwe technologie uitgebouwd werd. Vanaf de intrede in die nieuwe technologische fase is het onmogelijk toekomstige ontwikkelingen te voorspellen, omdat niemand de gevolgen ervan kan overzien. Bovendien moeten we er ons voor behoeden teveel in termen van oorzaak en gevolg te denken. Het is bijvoorbeeld naïef te zeggen dat de wereldmachten over het atomisch potentieel beschikken om de wereld te vernietigen, zélfs al is dit het geval. Deze idee, hoe apocalyptisch en angstwekkend ze ook zijn mag, behoort immers tot het oude technologieconcept dat gebaseerd was op de vooronderstelling van oorzaak en gevolg: de bommen worden tot ontploffing gebracht, de wereld wordt vernietigd.

Het probleem dat hier op tafel ligt heeft betrekking op een situatie die veel gevaarlijker is. Het betreft hier immers een ontwikkeling die, wars van elke speculatie, reeds volop aan de gang is en die steeds verder uitbreiding vindt. Deze ontwikkeling is bovendien niet gebaseerd op oorzaak en gevolgrelaties, maar op een weefsel van onvoorspelbare relaties. Slechts één technologische ontdekking, bijvoorbeeld van een nieuw materiaal voor energiebehoud, kan een keten van destructieve technologische relaties teweegbrengen, die niemand, géén wetenschapper, in eer en geweten zou kunnen voorspellen.

Zo’n innovatie zou niet enkel de nieuwe, maar ook de oude technologieën kunnen treffen en op die manier de wereld in een warreling kunnen achterlaten. Dát is wat er zo verschillend is en dat heeft met cybernetica niets te maken. De cybernetica is slechts een verre verwant van de huidige nachtmerrie.

Heroriëntatie van de strijd

In het licht van het voorgaande vragen we ons al lange tijd af hoe we de vijand kunnen aanvallen zonder hem ten gronde te kennen. Maar als je daar even over na denkt, is het antwoord op die vraag eigenlijk vrij eenvoudig. We vallen bijvoorbeeld graag de politie aan, maar niemand denkt eraan politieagent te worden alvorens ten aanval te gaan. We informeren ons tot op zekere hoogte, we vragen ons af hoe de politie te werk gaat, welk soort matrakken ze gebruiken. We verzamelen de kleine hoeveelheid basale kennis die vereist is om te begrijpen hoe de politie te werk gaat. We beperken ons met andere woorden tot die kennis, die vereist is om tot de aanval over te gaan.

Zo is het evenmin nodig ingenieur te worden alvorens men in staat is de nieuwe technologie aan te vallen. We kunnen ons beperken tot de basiskennis, tot enkele praktische aanwijzingen die ons in staat stellen de aanval te openen. En uit deze overweging volgt een andere, belangrijkere beschouwing: de nieuwe technologie is niet abstract, ze is iets concreets.

Het internationale communicatiesysteem bij-voorbeeld is een tastbaar feit. Opdat dat systeem abstracte ideeën zou kunnen ontwikkelen in onze hoofden, moet het zich over het gehele land verspreiden. De nieuwe materialen worden, om het zo maar eens te zeggen, gebruikt in de constructie van kabels voor gegevensoverdracht (data transmissie). Dát is het niveau van de nieuwe technologie dat we moeten leren beheersen. De technologie in productief opzicht is niet relevant voor ons, de wegen waarlangs die technologie over het hele land verspreid wordt, zijn dat wél. Het is, om de vinger op de wonde te leggen, wezenlijk te weten waar de verschillende richtinggevende centra en de communicatiekanalen zich bevinden.

Dat, beste kameraden, zijn géén abstracte ideeën, maar fysieke dingen: objecten met een uitgebreidheid die de controlemechanismen verzekeren. In dit geval is het vrij eenvoudig om tussenbeide te komen door middel van sabotage. Het moeilijke van de zaak is te weten te komen waar de kabels zich bevinden.

We hadden het reeds over het probleem van het vinden van de documentatie en de uitvoering van het onderzoek, vereist om tot actie over te gaan. Op een bepaald moment wordt dat probleem onoverkomelijk en wordt kennis van de technologie essentieel. Wij denken dat dit het grootste probleem wordt waarmee revolutionairen in de komende jaren zullen worden geconfronteerd.

Ik weet niet of de computer een plaats zal toekomen in de gerealiseerde maatschappij, waar kameraden zo vaak naar verwijzen. Net zo is het onmogelijk te weten of het gros van de nieuwe technologieën als dusdanig nog hun plaats zullen kennen in die samenleving. Feitelijk is het onmogelijk ook maar iets te weten over de gang van zaken in die hypothetische samenleving van de toekomst. Het enige dat ik tot op zekere hoogte kán weten, betreft het heden en de gevolgen van het gebruik van de nieuwe technologieën. Maar daarop gingen we eerder al in.

Het is de taak van anarchisten om aan te vallen. Niet ten behoeve van de belangen van hun eigen organisatie of in functie van kwantitatieve groei, maar om een vijand te vernietigen die iedereen treft. Anarchisten hebben geen sociale of organisatorische identiteit te verdedigen. De structuren waarbinnen anarchisten handelen, hebben altijd een informeel karakter, bijgevolg is de aanval die ze uitvoeren niet gericht op de verdediging van, noch op de propaganda voor de beweging. Het doel is een universele vijand te raken. En in deze beslissing om tot de aanval over te gaan, worden theorie en praktijk aaneengesmeed.

Het kapitalistische project…

Een historisch ongeziene vorm van het kapitalisme ontsiert de horizon. Wanneer er over neoliberalisme gesproken wordt, is het deze vorm die bedoeld wordt. Wanneer we horen praten over wereldoverheersing dan is dit het project waarnaar verwezen wordt, niet het oude concept van macht en imperialisme. In het aangezicht van dit project en haar immense capaciteit tot overheersing stortte het feitelijke socialisme in elkaar. Iets dergelijks zou nooit gebeurd zijn in het kader van het oude kapitalisme. De wereld hoeft niet langer in twee tegengestelde kampen opgedeeld te worden. Het nieuwe kapitalistische streven naar wereldmacht bewandelt de administratieve weg. Haar project bestaat erin de wereld te managen voor een kleine kern ingeslotenen, ten koste van een grote massa uitgeslotenen. En met een dergelijk project voor ogen, worden alle mogelijke middelen ingezet: de nieuwe – waarover we spraken, én de middelen die zo oud zijn als de straat, zoals oorlog, repressie, barbarij, naargelang de situatie vereist. Op die manier wordt in het voormalige Joegoslavië een wreedaardige oorlog gevoerd ten einde de capaciteiten van een volk zoveel mogelijk te reduceren. Daarop zal er een interventie komen, die de vorm zal aannemen van minimale humanitaire hulp, maar ontvangen zal worden als manna uit de hemel in zulke omstandigheden van absolute ellende.

Hoe zouden landen als het voormalige Joegoslavië eruit zien indien de oorlog niet had plaatsgevonden? Een immens kruitvat aan de poorten van West Europa, tegen de grenzen van de Europese Gemeenschap aan. Een kruitvat dat op punt van ontploffen staat; sociale tegenstellingen die geen enkele economische tussenkomst tot het niveau van het westerse consumentisme kan verheffen. De enige oplossing was oorlog en die oudste kunstgreep ter wereld werd ook nu toegepast. Amerikaans en wereldimperialisme komen tussenbeide in Somalië en Irak, maar het is erg onwaarschijnlijk dat men ook in het voormalige Joegoslavië tussenbeide zal komen, omdat de waarschijnlijkheid van rebellie daar tot een minimum herleid moet worden. Oude middelen worden dus, naargelang de situatie en de sociale en economische context, aangevuld met nieuwe.

En één van de oudste wapens in dat gruwelarsenaal is het racisme. Wat de kwestie van het racisme en de ermee gerelateerde wandaden (neonazisme, fascisme etc.) betreft, moet ook de gedifferentieerde ontwikkeling van de kapitalistische herstructurering in ogenschouw genomen worden. Opdat we het probleem klaar zouden kunnen stellen, is het noodzakelijk in te zien dat de kapitalistische herstructurering niet alle problemen met een magische hand omzwaai kan oplossen. Het wordt geconfronteerd met een hoeveelheid verschillende situaties over de gehele wereld.

Met elk van die situaties komen verschillende niveaus van sociale spanningen overeen. Deze omstandigheden en de sociale spanningen die ermee overeenstemmen, doen datgene dat in ieder van ons schuilt aan de oppervlakte komen. Dingen die we altijd uitgebannen en bezworen hebben, steken opnieuw de kop op. Wezenlijke factoren als racisme, nationalisme, angst voor het andere, het nieuwe, HIV, de homoseksueel…, zijn aandriften die in ons allen latent aanwezig zijn. Onze culturele bovenbouw, ons revolutionair bewustzijn tracht deze impulsen uit te wissen en allemaal te verbergen, zoals zondagsgelovigen dat doen met hun wekelijkse zonden. Wanneer we echter ons paasbeste revolutionaire uniform uittrekken, steken al deze zaken opnieuw de kop op.

Het monster van het racisme is altijd aanwezig en het kapitaal is altijd bereid het voor haar kar te spannen. In situaties waar de sociale spanningen de laatste jaren snel tot ontwikkeling zijn gekomen, zoals in Duitsland, is dat fenomeen in voortdurende ontwikkeling. Het kapitaal controleert het racisme en gebruikt er bepaalde aspecten van. Tegelijkertijd boezemt het racisme het kapitaal ook angst in, want het management van de wereldmacht is democratisch, tolerant en possibilistisch van aard. Vanuit een nuttigheidsperspectief is het anything goes (ideologie, angst, oorlog, racisme…) – het maakt allemaal deel uit van het kapitalistische project. We kunnen dus niet met zekerheid zeggen dat het postindustriële kapitalisme zich tegen het racisme zal kanten. Het zou best kunnen dat we een aantal van haar hoofdkenmerken, zoals haar democratische natuur vaststellen, om vervolgens te zien hoe hetzelfde technologisch geavanceerde kapitalisme in een specifieke context methoden gebruikt die honderd en meer jaren oud zijn: racisme, Jodenvervolging, nationalisme, aanvallen op kerkhoven, kortom de meest hatelijke methoden die de mens zich ooit toegemeten heeft. Het kapitalisme kent vele gezichten, haar ideologie is altijd machiavellistisch: ze gebruikt zowel de kracht van de leeuw als de sluwheid van de vos.

…en de nieuwe technologie

Maar het voornaamste en meest universele instrument van het kapitalisme is de nieuwe technologie. Daarover moeten we goed nadenken, dat zal ons veel verwarring besparen. Terwijl we dat doen, moeten we ook het mogelijke gebruik van de technologie in veranderde (postrevolutionaire) omstandigheden in overweging nemen.

We zagen reeds dat er een sprong nodig was om van de oude naar de nieuwe technologieën over te gaan. Met nieuwe technologieën bedoelen we diegene die gebaseerd zijn op computers, lasers, het atoom, subatomische partikels, nieuwe materialen, menselijke, dierlijke, en plantaardige genetische manipulatie.

Deze technologieën verschillen wezenlijk van de oude. De oude technologie beperkte zich tot het wijzigen van materialen, tot het ingrijpen op de werkelijkheid. De nieuwe technologieën daarentegen zijn de werkelijkheid binnengedrongen. Ze transformeren de werkelijkheid niet, ze maken de werkelijkheid. Ze geven niet enkel de aanzet tot moleculaire wijzigingen en mogelijke moleculaire transformaties, ze creëren bovenal een mentale transformatie. Denk maar aan het gebruik van de televisie. Dat communicatiemiddel is ons brein binnengeslopen. Het wijzigt ons hoogsteigen vermogen om de werkelijkheid te overzien en te bevatten. Het verandert relaties in de tijd en in de ruimte. Het grijpt in op de mogelijkheid uit onszelf te stappen en de werkelijkheid te veranderen.

De ruime meerderheid van de anarchisten achten het niet mogelijk gebruik te maken van dit assemblage van moderne technologieën.

Ik weet dat dit debat nog volop aan de gang is. Niettemin is het gebaseerd op een misverstand. In dat debat tracht men immers twee dingen die radicaal van elkaar verschillen op dezelfde manier te behandelen. De oude revolutionaire droom van, laat ons zeggen, de Spaanse anarchosyndicalisten, bestond erin de macht aan te vallen en te verslaan, opdat de arbeidersklasse zich de productiemiddelen zou kunnen toeeigenen en gebruiken op een manier die rechtvaardiger en meer libertair was.

De nieuwe technologieën kunnen echter niet op een rechtvaardiger en vrijheidlievender manier gebruikt worden, omdat ze niet meer passief voor ons staan, maar dynamisch, geworden zijn. Ze zijn beweeglijk en dringen diep in ons door; ze hebben zich reeds in ons gevestigd. Als we niet snel tot de aanval over gaan, zullen we niet meer in staat zijn te begrijpen wat er nodig is om het gevecht aan te binden. Wij zullen dan niet de technologie in handen nemen, maar de technologie zal in ons haar kneedbare slachtoffers vinden. Er zal dan geen sprake meer zijn van sociale revolutie, enkel van de technologische revolutie van het kapitaal.
Dat is de reden waarom een revolutionair gebruik van de nieuwe technologieën een waanbeeld is. De misvatting vertoont overeenkomsten met de oude overtuiging dat oorlog mogelijk een aanzet tot revolutie zou kunnen zijn. Veel bekende anarchisten (3) vielen bij de aanvang van de eerste wereldoorlog ten prooi aan die misvatting. Een revolutionair gebruik van de oorlog is onmogelijk, omdat oorlog altijd een doodsinstrument is. Een revolutionair gebruik van de nieuwe technologieën is onmogelijk, omdat de nieuwe technologieën doodsinstrumenten zijn. Alles wat ons nog rest is ze te vernietigen – nu aan te vallen, niet in de toekomst. Niet wanneer het project tot voltooiing gebracht is, niet wanneer diegenen die zichzelf misleiden tot inzicht komen; nu is de tijd voor sabotage, nu is de tijd voor aanval. Dat is het besluit waartoe we gekomen zijn. En die destructieve aanval sluit de cirkel van dit betoog. Op dit punt vervoegt de theorie immers de praktijk en wordt de analyse van het postindustriële kapitalisme een instrument om het kapitaal mee te bestrijden. De analyse wordt een instrument voor opstandig en revolutionair anarchisme dat ons in staat stelt de mogelijkheidsvoorwaarden (personen, zaken) van het kapitalistische project duidelijk voor ogen te zien en onze verantwoordelijkheden op ons te nemen.

Kenniseconomie

Vandaag betekent de wortels van de ongelijkheid treffen, méér dan ooit de directe aanval tegen datgene dat de ongelijke verspreiding van kennis mogelijk maakt. Dat is zo, omdat de werkelijkheid zélf voor het eerst kennis geworden is, het kapitalisme is kennis geworden.

De universiteiten, waar de kennis aanvankelijk uitgewerkt werd en die ooit als kloosters slechts bij tijd en stond geraadpleegd konden worden, zijn vandaag de centra geworden van de repressieve kapitalistische herstructurering. Een verdeling van de kennis is dus mogelijk.

Ik leg de nadruk op de dringendheid van dit probleem, omdat het maar mogelijk is een verschil te vatten wanneer men het ziet. Maar wanneer er een scheiding tussen twee verschillende soorten kennis verschijnt, waartussen geen enkele vorm van communicatie bestaat, zal het reeds te laat zijn. De kennis van de ingeslotenen zal onvergelijkbaar worden met die van de uitgeslotenen.

Denk aan het proces waarin de scholingskwaliteit geminimaliseerd wordt. Bedenk hoe de massascholing, die vroeger nog een instrument was voor kennisverwerving, gedurende de laatste twintig jaar tot een instrument van diskwalificatie geworden is. Het algemene kennisniveau is verlaagd, terwijl een minderheid van geprivilegieerden andere kennis blijft verwerven in gespecialiseerde academische graden georganiseerd door het kapitaal.

De vorm van de strijd

Het voorgaande toont wederom de dringende nood voor actie aan. De actie, de aanval mag echter niet blind uitgevoerd worden. Geen wanhopige, onlogische aanval, maar een projectmatige revolutionaire aanval moet het worden. Die aanval moet met open ogen gevoerd worden, opdat we tot gericht inzicht en handelen zouden kunnen komen. De bestaansomstandigheden en de tijdruimtelijke realisaties van het kapitaal zijn bijvoorbeeld niet overal dezelfde. In sommige contexten is de opstand meer waarschijnlijk dan in andere, niettemin is het nog steeds erg waarschijnlijk dat de massastrijd zich op het internationale niveau zal afspelen.

Het is nog steeds mogelijk tussenbeide te komen in tussenliggende strijden, in conflicten die lokaal of thematisch bepaald zijn, met specifieke objectieven die voortkomen uit specifieke problemen. Zo’n strijdpunten zijn niet van secundair belang. Ze verstoren evenzeer het universele project van het kapitalisme. Onze tussenkomst in die strijden moet beschouwd worden als een verzetselement, als een rem die geplaatst wordt op de fragmentatie van de klassenstructuur. Ik weet dat veel kameraden die hier vanavond aanwezig zijn, direct betrokken zijn geweest in zulke specifieke deelstrijden.

In dat kader zouden we een nieuw instrumentarium moeten uitvinden. Een instrumentarium dat ons toelaat de realiteit van die strijden te beïnvloeden, zonder de bemiddeling van vakbonden of partijbonzen. Het moet ons toelaten heldere, maar beperkte objectieven uit te stippelen; objectieven die specifiek zijn en dus op zich genomen niet revolutionair. Die specifieke doelstellingen zijn belangrijk omdat er brood op de plank moet komen. We kunnen niet van iedereen offers verwachten in naam van het universele anarchisme. In deze tussenliggende strijden zijn we belast met de taak de mensen aan te zetten direct te strijden voor hun eigen belangen. We moeten hen duidelijk proberen maken dat de doelen die ze nastreven enkel door directe, autonome strijd kunnen worden bereikt. Eens dat specifieke doel bereikt is, lost de actiekern zichzelf op om in andere omstandigheden terug de kop op te steken.

Uit wat voor mensen bestaat zo’n kern? Over welk soort anarchisten hebben we het hier eigenlijk? Velen onder ons zijn anarchisten, maar wie van ons is bereid tot echte, concrete activiteit? Velen onder ons zullen halt houden op de drempel van de actie. Ze zullen stellen dat de arbeiders en de uitgebuitenen hun eigen keuzes moeten maken. Wij waren aanwezig in de strijd, wij stelden ons project voor; onze taak zit erop. Ons geweten kan zich te rusten leggen.

De fundamentele vraag stelt zich: wat is de taak van anarchisten gegeven het failliet van de propaganda? Als anarchisten beschikken we over de oplossing tot alle sociale problemen. Bijgevolg stellen we onszelf voor aan de mensen die direct te lijden hebben onder de gevolgen van het probleem, we stellen onze oplossing voor en begeven ons vervolgens terug naar huis. Nee, zo’n anarchisme staat op het punt voorgoed te verdwijnen. De laatste relikwieën daarvan worden in de annalen van de geschiedenis neergeschreven.

Anarchisten moeten de verantwoordelijkheid voor de strijd op een directe en persoonlijke manier op zich nemen. Datgene waartegen de uitgebuitenen al dan niet strijden, is immers een gemene zaak: wij lijden onder de uitbuiting net als zij dat doen. We zijn niet geprivilegieerd. We leven niet in twee verschillende werelden. Er is geen ernstige reden aan te geven waarom de massa de strijd eerder zou moeten aanbinden dan wij. Noch zie ik een reden om enkel tot de aanval over te gaan in hun aanwezigheid. Het ideaal is als vanzelfsprekend de massastrijd. Maar in het kader van de kapitalistische herstructurering zouden anarchisten niet mogen wachten op indicaties voor de massastrijd, want dat zou wel eens een wachten op Godot kunnen worden. Ze moeten hun verantwoordelijkheid op zich nemen en beslissen tot de persoonlijke en directe aanval. We zijn op het punt aangekomen van de vernietigende daad; hier sluit de cirkel zich; waarop wachten we nog?

Ook individuele acties behoren tot de mogelijkheden. Maar hierop wordt een belangrijke tegenwerping gegeven: wat brengt het ons verder een computer te vernielen? Lost dat dan het probleem van de technologie op? Deze belangrijke vraag werd ons voorgelegd toen we onze hypothese van sociale sabotage aan het uitwerken waren. ‘Wat hebben we bereikt wanneer we een hoogspanningsmast vernield hebben?’, werd er gevraagd. Eerst en vooral is de strategie van de sabotage niet zozeer gericht op het productieve eindstation van de technologie, maar wel op haar communicatienetwerk.

Dat brengt ons terug bij het probleem van de verspreiding van de kennis en als ik even zou mogen uitweiden, zou ik hier op een ernstig probleem willen wijzen. Ik sta mezelf toe de term ‘ernstig’ te gebruiken, want op dit punt heeft men een vergelijking willen maken tussen wat een clandestiene, gewapende organisatie doet door een specifieke persoon te treffen en wat een anarchistisch-opstandige structuur doet wanneer ze een technologische realisatie aanvalt. Al bij al zou er weinig verschil zijn tussen beide. En toch is er een erg belangrijk onderscheid. Het is niet het onderscheid tussen mensen en dingen. Nee, het is een nog belangrijker verschil, want de doelen die de clandestiene organisatie zich stelt, bevatten de vergissing van het centrisme. Door een persoon te treffen meent de organisatie dat ze het knooppunt, het centrum van het kapitaal raakt. Zo’n vergissing is uitgesloten in een anarchistisch-opstandige organisatie, want als zo’n organisatie een technologische realisatie aanvalt (of de persoon die ze tot stand bracht), is ze er zich ten volle van bewust dat ze niet een knooppunt van het kapitaal getroffen heeft. In de eerste helft van de jaren tachtig vonden aanzienlijke massastrijden plaats tegen de constructie van kerncentrales in Italië. Eén van de belangrijkste zwaartepunten in dit gebeuren, was de strijd tegen de rakettenbasis in Comiso. In deze context stampten we ‘basiskernen’ uit de grond. Drie jaar lang streden we zij aan zij met de lokale bevolking. Dat was een massastrijd, die om uiteenlopende redenen haar objectieven niet bereikte.

Maar dat is niet de enige strijdvorm die we overwegen; het is maar één van de mogelijkheden, één van de tussenliggende strijdpunten waaraan we als opstandige anarchisten willen deelnemen. In de jaren die volgden op deze strijd werden meer dan vierhonderd aanvallen gepleegd tegen structuren die in verband stonden met de elektriciteitsvoorziening in Italië. Er werd sabotage gepleegd tegen energiestations op steenkool, er werden hoogspanningsmasten vernietigd die soms een hele regio van elektriciteit voorzagen. Sommige van deze acties ontpopten zich tot sabotage door de massa, maar dat was lang niet altijd het geval. In die andere gevallen wandelden een groep anonieme kameraden de duistere nacht in om een hoogspanningsmast op te blazen.

Deze acties verspreidden zich over het hele land en bezaten, volgens mij, twee essentiële kenmerken: ze vormden een gemakkelijk te realiseren aanval tegen het kapitaal, omdat ze geen hoogdestructieve technologie vereisten. Ten tweede waren deze aanvallen ook gemakkelijk te kopiëren. Eender wie kan een nachtelijke wandeling ondernemen, da’s bovendien een gezonde gewoonte. In dit geval hebben anarchisten niet passief gewacht tot de massa wakkerschoot, ze hebben zélf iets ondernomen.

Buiten de vierhonderd aanslagen die ons bekend zijn, is het bovendien goed mogelijk dat er nog eens vierhonderd plaatsvonden die de staat uit angst in de doofpot gestopt heeft. Het zou ronduit onmogelijk zijn zo’n watervaleffect aan sabotageacties over het gehele land onder controle te krijgen. Geen leger ter wereld is in staat zo’n activiteit in de hand te houden. Voor zover ik weet, werd niet één kameraad gearresteerd in verband met de gekende vierhonderd aanvallen.

Tot slot

Hiermee zou ik willen afsluiten, ik ben al lang genoeg aan het woord. Onze keuze voor opstand is anarchistisch. Het is zowel een keuze van het hart, als een keuze van de rede. Het is zowel een karakterlogische beslissing, als een resultaat van analytische reflectie. Onze kennis over de huidige herstructureringen van het kapitalisme tonen aan dat er voor anarchisten geen andere weg open blijft dan die van de onmiddellijke, destructieve tussenkomst. Dat is waarom we opstandelingen zijn en ons kanten tegen elk ideologisch getater. Daarom zijn we tegen elke ideologie van het anarchisme en tegen het gezever over anarchisme. De tijd voor cafépraat is voorbij. De vijand bevindt zich net buiten deze conferentiezaal, zichtbaar voor iedereen. De eenvoudige beslissing die vijand aan te vallen, volstaat. Ik ben ervan overtuigd dat opstandige anarchisten de juiste timing en de juiste middelen zullen kiezen om de aanval aan te gaan, want met de vernietiging van deze vijand, wordt het mogelijk het anarchisme te verwezenlijken.

Alfredo M. Bonanno

Originele uitgave:
Voorbereiding van een lezing in Salonika (Griekenland, 1993) gepubliceerd in Anarchismo, n°72, mei 1993.


Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License