Ervaringen van een danspartner

Ze hebben zwarte vlaggen van hoop
en melancholie is hun danspartner
Ze hebben messen om het brood van de vriendschap te snijden
en bloed om het vuil weg te wassen.

- Leo Ferré, Les anarchistes

Ik heb de gelegenheid gehad om voor korte periodes een soort verbanning mee te maken: onderduiken, gevangenis en deportatie. Hoewel het allemaal omstandigheden zijn die opgelegd worden door de repressie, verschillen ze toch erg van elkaar. Ik ga erover praten aangezien het experimenten met vrijheid zijn.
Ik heb echter de bedoeling om de gedachten die deze omstandigheden in me opwekten uiteen te zetten, eerder dan de praktische aspecten ervan te beschrijven. Ik ga het hebben over de ‘innerlijke’ dimensie en daarna zal ik proberen wat algemene conclusies te trekken. Ik heb het liever zo. In feite neig ik er naar de ideeën en gevoeligheden te herinneren die ik ervaar bij de vele gebeurtenissen. Ik bedien me van een verhalende en verstaanbare discussie en korte noten. Soms zal ik de woorden van anderen citeren, maar alleen maar omdat deze woorden voor mij op die gelegenheden van doorslaggevend belang waren. En alleen een verre echo uit de eigen ervaring van de lezer zal hem toelaten deze noten te onderscheiden van een loutere literaire oefening. Mijn meest extreme ervaring gaat niet over angst of vrijheidsberoving. In één van zijn gedichten van de Eerste Wereldoorlog schrijft de dichter Ungaretti dat hij zich op een dag voelde alsof hij ‘gedwee als een vezel in het universum’ was. De dichter gebruikte deze uitdrukking echter om te zeggen dat hij dacht dat hij deel was van het universum, terwijl mijn ervaring shockerend en verbijsterend was. De woorden van Ungaretti schieten me voor de geest als de meest gepaste (wanneer je hart bonst, bepaalde overeenkomsten van geest je ideeën binnenduwen in het vreemde universum dat intuïtie genoemd wordt). Trots veranderde ik ‘gedwee’ in ‘breekbaar’ en probeerde mezelf te overtuigen dat het eigenlijk dat woord was dat de dichter had geschreven. Maar ik voelde me niet alleen ‘breekbaar’, ik was ook ‘gedwee’. Waarom?
Ik was verdwaald in een bos. Ik zocht naar een uitweg maar viel van een rotswand. Gelukkig verhinderde mijn rugzak dat ik mijn rug brak, maar ik had zo’n pijn dat ik een nacht en een dag bewegingsloos bleef liggen op de bedding van een uitgedroogde rivier. Al snel was mijn eten en water op. Dagenlang probeerde ik te klimmen en een plek te vinden waar ik me kon oriënteren. Dan regende het een hele nacht. De vierde dag ging voorbij. Ik had niet alleen honger, ik was niet alleen erg moe, ik begon ook een vreemde innerlijke duizeligheid te voelen. Op een bepaald punt begonnen de verschillende aspecten van mijn karakter met elkaar te discussiëren alsof ze verschillende personen waren. Hun dialogen waren zo realistisch dat ik elke keer wakker werd nadat ik in slaap gevallen was met mijn benen om een boomstam gebonden om te verhinderen dat ik zou vallen, ik niet kon zeggen of ik echt iemand had ontmoet of ik gewoon had gedroomd. Twee stemmen kwamen het meeste voor: de pessimistische en de optimistische stem. De pessimistische stem viel het opgelaten vernuft van de optimistische stem aan met argumenten die ik nooit zal vergeten. De twist ging vooral over de relatie tussen mens en natuur. De optimistische stem interpreteerde de vormen van het bos (takken van bomen, paden tussen de struiken, etc.) als tekenen van een uitweg en schepte moed. De pessimistische sneerde naar dit geruststellende antropomorfisme en stelde dat een bos geen tekens geeft, een bos is. Maar de optimistische gaf niet op; integendeel, hij begon voor zichzelf godheden als reisgenoten te scheppen. Toen ik weggleed op een hellende rots, tientallen meters naar beneden, voelde ik met echt als ‘gedwee als een vezel in het universum’. Plots besefte ik dat vrijheid vaak niets meer is dan een kwestie van… evenwicht. Zo veel verlangens, projecten en discussies over de kracht van het individu om zijn leven te veranderen: een paar centimeters verder en alles was voorbij geweest. Pathetisch speet het me dat ik de wereld, op wiens broze grenzen ik aarzelend bleef voortschuifelen, niets zou kunnen schrijven. Ik raakte er sterk van overtuigd dat woorden een geneesmiddel zijn (de Grieken bedoelden ze beiden als geneesmiddel en vergif) die ons gescheiden houden van het absoluut andere dat de Natuur is. Wilde natuur is niet zoals die wordt afgeschilderd in primitivistisch geïllustreerde blaadjes. Integendeel, het is een angstaanjagende plek, omdat het ‘stom’ is - een plaats van totale verbinding en tegelijkertijd van absolute eenzaamheid. Extreme eenzaamheid is ook een geneesmiddel omdat het een relatie is waaraan anderen deelnemen in de vorm van afwezigheid. Terwijl ik op de rotsen van die uitgedroogde rivier lag, dacht ik na over wat mijn kameraden gezegd zouden hebben over die omstandigheid. Ik lachte hartelijk. Mijn kameraden…
Woorden als geneesmiddel. Ik ervoer mijn meest intense relatie met theorie in de nacht dat ik een boek van Hegel moest gebruiken om een vuur aan te steken. Ik kan mijn aarzeling niet beschrijven toen ik de bladzijden uitscheurde, noch kan ik mijn gedachten rond het vuur of het licht die de dialectiek van Hegel zag door de ongebruikelijke manier waarop die gebruikt werd, beschrijven. Ik besefte dat niet toevallig Heraclitus de duistere, in de vlammen van vuur de gevoelige uiting van dingen die werkelijkheid worden zag.
Kafka zegt dat logica niet kan weerstaan aan diegenen die willen blijven leven. Ik besliste dat elke keer dat ik met zekerheid sprak over de strijd en over radicale projecten, ik me altijd zou herinneren wat ik voelde toen ik op die rots lag.
Het leven met haar noodzakelijke illusies heeft me altijd weggehouden van het bewustzijn van mijn ‘gedweeheid’ tegenover de wereld. In feite had ik niets kunnen doen mocht zo’n bewustzijn levend zijn geweest. Wat kunnen we vernietigen en wat kunnen we opbouwen als we niet weten of we er de volgende moment wel zullen zijn? Toen ik in de gevangenis zat of onder huisarrest stond heb ik mezelf beloofd dat ik vele dingen zou doen eens mijn gevangenschap voorbij was. Uiteraard was dat niet zo. Het leven slorpt je op en doet je klappen die je incasseert vergeten. Maar ik besef dat het gevoel van leegheid dat ik in dat bos ervaren had me doordrongen heeft zoals een aantekening die elke bevestiging die ik doe heimelijk vergezeld. Als ik vaker naar die rotsige demon zou luisteren, zou ik veel minder praten.

Op die ruwe rotsen waar adelaars hun nesten bouwen giste ik hoe sterk de gedachte aan zelfdoding zou kunnen zijn. De idee dat je op elk moment vaarwel kan zeggen aan de wereld maakt het leven prachtig. ‘Ga voort, durf verder, niemand kan je dwingen om te leven!’: met de hardnekkige stem van die demon kunnen we elke vijand aan. In feite stort alle chantage op het scherpe punt van dit soort bewustzijn in elkaar. Op de rand van een aantrekkelijke rotswand, in de absolute leegte waar fictie verdwijnt en het enige wat telt echt telt, ontmoette ik vrijmoedige liefde.
Met andere woorden, de optimist overwon met redenen die de rede niet kent. Toen op een nacht in de regen een soort van kosmische stem (mijn persoonlijke Mephistopheles) me een verdrag voorstelde, voelde ik een niet te onderdrukken euforie: ‘Als je afziet van je ideeën zal ik je uit dit bos leiden.’ Ik zei euforie, dat is wat ik voelde toen ik het aanbod weigerde. Nog steeds retorisch terwijl hij ijlt, zullen sommigen zeggen. Uiteindelijk onthullen ook onze hallucinaties wie we zijn.
Het kan vreemd lijken, maar mijn ervaringen toen ik in de clandestiniteit zat zitten allemaal daar, in de ervaring waarover ik je net verteld heb. De rest is een reeks details. We herinneren alleen echt wat ons shockeert.
Luisterend naar mijn verschillende zelven die in het bos ruzie maakten, begreep ik de betekenis van Nietzsche’s uitspraak dat wat we ‘Ik’ noemen alleen maar een grammaticale illusie is, dat ons leven gewoon een ruimte is waardoor ontelbare conflictueuze entiteiten gaan. Daarna begon ik vaak na te denken over het concept van identiteit.
Wat ons echt bang maakt is ons gebrek aan controle over wat ons omgeeft. Ik ben er zeker van dat de paar dagen dat ik in de bossen doorbracht met veel meer geraakt hebben dan de maanden die ik in de gevangenis versleet. In de gevangenis is of lijkt alles onder controle te zijn. Zo was het alleszins in de omstandigheden toen ik daar zat. Uiteraard wordt je vrijheid afgepakt en haat je je cipiers; maar alles herhaalt zichzelf op dezelfde manier. Jij aan de ene kant, zij aan de andere kant en je voert je minimale project uit. Er is met andere woorden een code. Er is een groot verschil tussen de gevangene die deze code in zich opneemt tot op het punt dat hij een deel wordt van de totale instelling en de gevangene die de code niet kan aanvaarden. Maar zelfs de meest vastberaden rebel gebruikt bepaalde codes. Maar op bepaalde momenten storten alle codes in omdat niets, zelfs niet ons gebrek aan vrijheid, nog zeker is. Ik denk dat het ontbreken van alle zekerheden tot krankzinnigheid kan leiden. In die zin snapte ik beter wat een radicale kritiek van de psychiatrie is.
Vaak werd ik plots wakker met de angst geen water te hebben (en in zo’n gevallen is het altijd een groot plezier geweest een fles naast mijn bed te vinden), maar ik heb daarentegen bijna nooit over de gevangenis gedroomd.
Wat het concept van identiteit betreft is de conditie van clandestiniteit een merkwaardig experiment. Het kan heel wat nuttiger zijn dan een hoop filosofieboeken. Coeurderoy zei dat we onze naam elke dag moeten kunnen veranderen. Dat is ook wat ik zei tegen de flikken toen die mij ondervraagden en ik voegde toe dat het concept van identiteit autoritair is. De niet zo ontspannen reactie van de flikken toonde me duidelijk hoezeer identiteitscategorieën de centrale steunpilaar is van de overheersing.

Wat is identiteit?

Een bepaald beeld dat opgebouwd werd met een aantal elementen speelt haar rol in onze dagelijkse relaties. Ons verleden en wat anderen weten over ons worden vrij gewoonlijke aspecten en normaal denken we er niet zoveel over na. Wanneer we intiem worden met iemand, openen we wat ons het meest dierbaar is voor hem of haar, onze gevoelens en ideeën die in zichzelf een verhaal dragen. Een clandestiene persoon moet daarentegen voortdurend zijn of haar identiteit creëren die coherent moet zijn om niet verdacht te zijn. Wennen aan een naam die niet de jouwe is, is een erg bijzondere ervaring die voor sommigen misschien onmogelijk is (misschien omdat het erg lijkt op het ‘Ik is een ander’ van een clandestiene van de poëzie, Rimbaud). Een interessant en nuttig aspect van deze conditie is dat het je helpt om een basisvaardigheid te ontwikkelen. Het leert je om over jezelf te praten met extreme oprechtheid zonder details over je leven te vermelden. Het is niet zozeer een vermogen tot abstraheren dan wel de vaardigheid om onze ervaringen te transformeren tot een distillatie van gedachten en emoties. Een ander concept van identiteit is misschien wat er overschiet na dit distillatieproces. In de loop van deze innerlijke alchemie moet je soms iets belangrijks wegsmijten en dat kan pijnlijk zijn. Omwille van mijn ‘karakter’ viel het me bijvoorbeeld zwaar om af te zien van het publieke aspect van mijn subversieve activiteit. (Ik gebruik aanhalingstekens omdat ik de zinnen in de aantekeningen van Valery niet kan vergeten waar hij zegt dat wat wij karakter noemen iets tijdelijks is.) Zeker, een kameraad die op de vlucht is denkt altijd aan zijn risicovolle identiteit en hoe hij zich kan betrekken in de projecten van andere kameraden (herinneren ze mij nog?). In dit geval neemt coherentie, die in sociale relaties een waarborg is voor de ‘regelmatigheid’ die ons behoedt voor angst en chaos en die vaak veel minder vanzelfsprekend is dan het zou lijken, een erg bijzondere dimensie aan. De spanning tussen theorie en praktijk bevindt zich op een meer innerlijk niveau. Deze coherentie kan soms bereikt worden door een hoge prijs te betalen op het affectieve terrein. Ik koos ervoor niet te rigide te zijn toen ik de clandestiniteit in moest (zoals bewezen werd door het bezoekje dat de politie me enkele maanden later bracht…). Maar ik kan gissen hoe je jezelf kan openen en sluiten door voortdurend aandachtig te zijn. Ik begrijp de kameraad die zegt dat hij alleen in de clandestiniteit authentieke vrijheid gekend heeft, toen hij incognito doorheen landen en bevolkingen reisde. Ik proefde daar een beetje van, die avond op een heuvel, toen ik de lichten van de stad zag op de afstand van een voortvluchtige. Diegenen die verbannen zijn kunnen hun conditie doen omslaan en bandieten worden.

Je aandachtigheid (voor het gebied waarin je je beweegt, voor je uiterlijk en gedrag en voor ongewild contact met kameraden) kan je niet improviseren omdat het noodzakelijkerwijze tijd en energie vraagt. Maar andere kameraden met meer ervaring dan mij kunnen dit veel beter uitleggen.
In verband met de gewaarwording van je identiteit zijn ondergedoken zijn en opgesloten zitten in de gevangenis erg verschillende condities. Ik herinner dat ik een diepe en bijna euforische vreugde voelde toen ik vanuit mijn cel begon te schrijven naar mijn kameraden waar ik al lange tijd geen contact meer mee had gehad. Ik schreef met ‘mijn’ naam, ik ontving brieven en praatte over opgedane ervaringen en toekomstige projecten: dat alles vulde mijn hart en dagen met vreugde. Kameraden praten over gevangenen, organiseren solidariteitsinitiatieven en maken hun ideeën publiek. Ondergedokenen zijn alleen maar meer geïsoleerd. Hun coherentie is trots en moeilijk omdat ze geen extern inzicht kunnen hebben. Moge de zwervenden herinnerd worden.
Ondergedoken zijn is een ervaring van sterke relaties en medeplichtigheden maar ook van grote eenzaamheid. De demon van de nostalgie komt vaak op bezoek en brengt herinneringen met zich mee die je als begraven beschouwde: een verre jeugdvriend, de geur van de winkel waar je als kind naartoe ging, het meisje waarop je als tiener verliefd was of misschien de knappe vrouw die gisteren voor je neus voorbijliep. En dan de woorden, plaatsen, liederen, alles lijkt samen te zweren om je nostalgisch te doen voelen.
Nostalgie is een vreemde wereld omdat het zelfs een dom Sanremo liedje zoet kan doen klinken voor een anarchist…
Iedereen kent het verschil tussen nostalgie en droefenis. Nostalgie is een duistere sensatie, maar wel duister dat je iets geeft. Heb je ooit opgemerkt dat sombere mensen een verwarde en angstvallige vriendelijkheid hebben? Ze zijn ingehaald door nostalgie naar hun verleden en ontwikkelen een bijzondere gevoeligheid voor onbekenden alsof ze de leegheid wilden vullen met een belofte van geluk. Ondergedoken leven is min of meer zo.
De tekst van Ferré die ik aan het begin citeerde, komt me terug voor de geest. Vreemd genoeg vond ik die tekst terug op een muur. Het was geschreven met een viltstift. Het is zonderling dat anarchisten worden afgeschilderd als nostalgische lui, niet? ‘Ze hebben zwarte vlaggen van hoop / en melancholie is hun danspartner’… Wel, ik denk dat ondergedoken leven me zo heeft gemaakt: mijn onherleidbare optimisme is meer melancholisch geworden, alsof het begeleid werd door een zigeunerwijsje.
De homologatie van activiteiten en gestes maakt alle kritiek meer en meer onschadelijk. We krijgen vaak de indruk dat spreken geen zin heeft. Vanuit dit gezichtspunt waren ondergedoken leven en opgesloten zitten in de gevangenis voor mij allebei erg verschillende ervaringen. In de gevangenis ervoer ik de kracht van woorden. Op een bepaalde manier spreken tegen de cipiers, de directeur en de administratie of met andere gevangenen praten tijdens de ‘socialiseringstijd’ heeft praktische gevolgen. Rebelse woorden zullen vermoedelijk actie brengen en daarom worden ze gevreesd.
Als je in de clandestiniteit zit, is de kracht van woorden soms beperkt. Niet alleen omwille van veiligheidsredenen. Het kan gebeuren dat je twee keer nadenkt voordat je spreekt omdat het kan zijn dat wat je zegt lijkt alsof je de les spelt, omdat het niet in de praktijk kan gebracht worden (in het bijzonder wanneer anderen zichzelf publiekelijk zouden blootstellen terwijl jij dat niet kan). Daarom verkies je te zwijgen, tenzij je een nieuwe vorm van medeplichtigheid in een gemeenschappelijk project vindt. Uiteindelijk ben je vrijer om te handelen omdat je bevoordeeld bent tegenover de vijand; die weet niet waar je bent…
In sommige nog bestaande primitieve gemeenschappen bestaat er een vorm van bestraffing die zij als het ergste zien. Het is noch fysieke folter, noch opsluiting of verbanning. Wanneer iemand bijzonder zware en afkeurenswaardige daden stelt, reageert de gemeenschap door hem te behandelen alsof hij niet bestond. Ze kijken niet naar hem, ze spreken niet met of over hem. De leden van de gemeenschap maken hem voor een bepaalde duur onzichtbaar. Ze zeggen dat dit een onverdraaglijke straf is. Onze individualiteit is opgebouwd uit en vervolledigd met een voortdurend spel van communicatie en wederzijdse herkenning. We zijn onzichtbaar voor elkaar wanneer elk zich schuldig voelt door onze aanwezigheid die lastig en anoniem geworden is door de homologatie die ons verhindert banden te smeden en oprecht zonder bemiddeling te spreken.
Dit is erg gelijkaardig aan de conditie die miljoenen illegalen in de wereld ervaren, vooral de economische vluchtelingen van de kapitalistische slachting. Ze zijn onzichtbaar en gedwongen om als schaduwen te schuifelen langs de muren van de metropolen om te boeten voor de schuld armen en buitenlanders te zijn. Illegalen maken ons bang omdat we via hen onze precaire conditie inzien, ontworteling en onderwerping aan een gigantisch productief en technologisch apparaat dat buiten onze controle ligt terwijl we ons van de ene materiele nood naar de volgende haasten terwijl de betekenis ons ontsnapt.
Ik ben blij dat dit boekje ook de ervaring van iemand die ondergedoken is om andere redenen dan die van vele kameraden uiteenzet. Dit betekent niet dat we de verschillen moet uitschakelen, maar dat we een radicale kritiek moeten formuleren op grenzen en identiteitsdocumenten vanuit een sociale invalshoek. Jammer genoeg was de idee om de categorieën van de overheersing omver te werpen (werker/werkloze, burger/vreemdeling, legaal/illegaal, onschuldig/schuldig) in de eerste plaats ons idee en niet een echte trend. Categorieën moeten vernietigd worden in de strijd; het volstaat niet om gewoon te claimen dat ze niet bestaan. De conditie van miljoenen legaal gezien onbestaande mannen en vrouwen zoals een bekende gedienstige Italiaanse politieke wetenschapper hen noemde, zou een pijnlijke maar geduchte gelegenheid kunnen zijn om alle collectieve en autoritaire identiteiten te vernietigen. Diegenen die onzichtbaar zijn omdat woorden en relaties hen ontzegd worden zijn vaak op zoek naar één of andere collectieve identiteit als manier om zich te verdedigen. Daarom bestaat er zoiets als fundamentalisme, een speculatief product van de ontkenning van verschillen door het kapitaal. Een discussie over haar sociale oorzaken dringt zich op omdat het vaststaat dat het niet met intellectuele bewijsvoeringen over het niet-bestaan van god is dat het mogelijk wordt om een praktische kritiek op religie te formuleren. De nood aan gemeenschappen in een wereld waarin de enige gemeenschap die van de consumentenkoopwaar is, wordt alsmaar sterker en wordt makkelijk gemanipuleerd door nationalistische en fundamentalistische gesels. De onzichtbaren die omringd worden door haat en onverschilligheid, vrouwen en mannen die tegenover een ultimatum staan, worden alsmaar talrijker: ze worden ofwel onderworpen en gedwongen te integreren ofwel gedeporteerd. Gemeenschappelijke gronden voor rebellie, vanuit onmiddellijke noden om verder te gaan, zijn veel meer dan solidariteit. Onze vrijheid staat op het spel omdat het erg waarschijnlijk is dat de mogelijkheid van sociale oorlog wordt omgevormd tot de zekerheid van een ‘raciale’ oorlog. Het is in de overweldigende chaos van talen en culturen dat de nieuwe banden moeten gesmeed worden en de nieuwe deserties moeten gebeuren…
Hoe is het mogelijk onzichtbaar te zijn voor de macht en haar bewakers - met andere woorden, hoe is het mogelijk om identificatie te trotseren - en tegelijkertijd sociaal zichtbaar te zijn? Ik denk dat dit het centrale probleem is dat alle clandestiene kameraden aangaat. Ik denk ook dat we kunnen beginnen te praten over onze zwervende kameraden, vanuit de conditie van zwerven op grote schaal, zodat onze kameraden minder ver van ons vandaan zijn.

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License