Internationalisme

De strijd aan de zijde van de uitgebuitenen van deze wereld kan niet eenvoudigweg gereduceerd worden tot het inzamelen van handtekeningen of tot het verspreiden van tegen-informatie. Het moet zichzelf vervolledigen met een aanval tegen zij die - intern en extern - verantwoordelijk zijn voor de uitbuiting.

Een afgebakende visie op de strijd is gedoemd te mislukken. Is het niet in termen van onmiddellijke resultaten (betere omstandigheden, groei van het revolutionair bewustzijn, ontwikkeling van de beweging,…) dan alleszins op lange termijn in termen van het veranderen van de machtsrelaties.

De revolutionaire strijd is ‘totaal’. Het houdt de mogelijkheid van een leven voor de uitgebuitenen van alle uithoeken van de wereld in zich, en dus de nood aan de ‘totale’ interventie van de revolutionair, zelfs wanneer hij of zij handelt in een omlijnde en daarom ‘intermediaire’ strijd.

Maar dit belang kan zich niet beperken tot het simpel lezen van de kranten en tot het zichzelf informeren over wat er in de wereld gebeurt. Het moet een beetje (veel) verder gaan dan dat.

Proletarisch internationalisme is een actieve interventie, een deelname aan de strijd van de uitgebuitenen die zich overal uitstrekt.

Maar er bestaat een misvatting over dit revolutionair basisperspectief. Die vergissing werd door de autoritaire delen van de beweging in de jaren 70 met rampzalige resultaten in praktijk gebracht. Deze misvatting draagt mechanische kenmerken in zich en bestaat uit het nemen van wat je beschouwt als het hoogste punt van de strijd (zoals de situatie van de uitgebuitenen in de Derde Wereld) waar de sociale en economische conflicten meer vanzelfsprekend zijn, en dat - als strategisch en methodisch voorstel - binnen te brengen in de situatie van de meer ontwikkelde landen (de zogenaamde metropoolsituaties). In het verleden hoorden we Vietnam naar Berlijn, Londen en Rome brengen. Deze vergissing werd zonder reserves geheiligd in de openlijke gewapende strijd en in het overbrengen van aspecten van situaties die een erg verschillende karakter hadden, en hebben.

Maar in de praktijk was het geen kwestie van echt proletarisch internationalisme. De verafgelegen situatie werd gezien als een mogelijkheid om de lokale situatie vooruit Wij denken dat vandaag meer dan ooit echt proletarisch internationalisme twee wegen kan opgaan. Ofwel, de eerste, de klassieke weg waarover minder en minder gesproken wordt en die alleen maar bekeken wordt doorheen de troebele bril van een nu oubollig romantisme: de weg van de directe deelname door middel van internationalistische groepen of brigades. Hier valt veel over te zeggen, maar we stellen deze discussie hier uit naar de toekomst om er meer gedetailleerd met een aantal kameraden op in te gaan.

Aan de andere kant is er de tweede weg, die van de echte ‘steun’ aan de internationalistische strijd.

Het moet gezegd worden dat deze steun niet kan gereduceerd worden tot een simpele ondertekening. Zelfs al kan dat erg nuttig zijn, dan nog is het zeker dat het niet het eerste is dat de uitgebuitenen die in strijd zijn verwachten. Er is ook de zogenaamde ‘politieke’ steun: tegen-informatie, betogingen, piketten aan consulaten en ambassades, protestbrieven,… Allemaal erg nuttige dingen.

En dan is er de aanval op zij die verantwoordelijk zijn voor uitbuiting. Zowel intern als extern. Zonder dit aspect een privilege boven de andere dingen toe te kennen, moeten we - erg duidelijk - stellen dat alleen de eerste middelen gebruiken zulke activiteiten zelf ineffectief maakt. Het betekent de reductie van het tonen van denken en opinie tot een banale oefening in democratische contestatie. Het betekent de transformatie van financiële hulp tot liefdadigheid die vooral een alibi is. De twee dingen tezamen doen heeft een meer serieuze betekenis en beantwoordt aan wat wij beschouwen als echt proletarisch internationalisme.

A.M.B.

uit: Insurrection, nummer 4, mei 1988.

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License