Ja Maar Wat Willen Jullie Nu Eigenlijk

Originele tekst « Sì, ma cosa volete in fondo ? », verschenen in Adesso, n°19, 6 september 2004, Rovereto (Italië)

Download de brochure (A6 formaat)


Ja, maar wat willen jullie nu eigenlijk?

Dit nummer van Adesso zal anders zijn. We zullen proberen antwoorden op een vraag die ons vaak gesteld wordt: “Ja, maar wat willen jullie nu eigenlijk?” Sommigen zullen zich misschien verbazen over de keuze voor zo’n algemeen onderwerp in een tijd waarin de repressie oplaait, gezien de laatste opsluitingen van anarchisten in Trento en in de rest van Italië. Het zal ons niet ontbreken aan dingen die daarover gezegd moeten worden, en we zullen ze zo vlug mogelijk zeggen. Zelfs de blinden zouden moeten beseffen dat de macht alsmaar openlijker elke vorm van dissidentie aanpakt. Toch mag de repressie ons de adem niet afsnijden door ons te dwingen alleen maar haar tijdstippen achterna te hollen. De rol van eeuwige Cassandra’s zint ons niet. Het is misschien daarom dat we de nood voelen – waarom nu, tja, da’s niet gemakkelijk te zeggen – om enkele regels neer te pennen over het leven waarvoor we vechten, voorbij de specifieke strijden en episodes en wars van flikken, procureurs, journalisten en cipiers. De kwesties die ons nauw aan het hart liggen – zoals bijvoorbeeld een samenleving zonder gevangenissen – zullen om het zo te zeggen amper aangeraakt worden. Daarvoor hebben we heel wat anders nodig dan een nummer van Adesso. Toch hebben we zin om te proberen, zelfs met de enge beperkingen van ons blad van sociale kritiek. Maar waar te beginnen?

We weten dat het onmogelijk is om tot de bodem te gaan van onze verlangens die letterlijk bodemloos zijn. Tegelijkertijd hebben we er geen moeite mee toe te geven dat we een ideaal hebben. Voor ons is een ideaal een dagelijkse manier van leven en tegelijkertijd een voorsmaakje van de wereld waarin we zouden willen leven. Idee en ideaal zijn concepten die etymologisch gezien verwijzen naar het gezichtsvermogen, naar een visie. Het gaat over een verbeeldend bevattingsvermogen, een voorsmaakje inderdaad.

Een voorsmaakje betekent niet minutieuze architecturen oprichten van alternatieve werelden of gedetailleerde kaarten maken van het land van de Utopie. Dat is gewoon onmogelijk omdat dat ons terug zou brengen naar een idee over een samenleving die lijnrecht staat tegenover wat we willen: het zou een maatschappij zijn die geprogrammeerd wordt door enkelen met de intentie om ‘de mensheid te verbeteren’, zelfs… tegen haar eigen wil.

Voor ons is een voorsmaakje een beeld dat de geest doorkruist, een beeld waarin de ervaring zich mengt met de spanning en de hoop, waarin de mogelijkheden van het verleden de breuk van het heden ontmoeten. Dit beeld voedt zich met strijden en waarden, met technieken en kennis, met ruimte en tijd. Daar zal het in dit nummer over gaan. We zijn er ons van bewust dat wat we willen alleen maar de ‘paniek naar de oppervlakte van de dingen brengen kan’.

Als stenen in het water

Voor alles zijn we individuen. Definities zijn, wanneer ze geen kooien zijn, als stenen die in het water gegooid worden : ze scheppen alsmaar bredere kringen, zonder dat een enkele kring erin slaagt onze individualiteit volledig te omvatten. We zijn ons daarvan bewust en daarom maken woorden ons niet bang. Waarom zijn we anarchisten?

Omdat we een wereld willen die gebaseerd is op wederkerigheid en wederzijdse hulp en niet op overheersing en uitbuiting. Een wereld zonder Staat en zonder geld.

We erkennen de nood aan afspraken – of, als men daar de voorkeur aan geeft, regels – om samen te leven; maar voor ons zijn de enige afspraken die naam waardig afspraken die vrij en wederzijds gemaakt en bepaald zijn. Niet de afspraken die enkelzijdig opgelegd worden door diegenen die de macht hebben om wetten te maken en over militaire kracht beschikken om ze te doen naleven. Regels en wetten zijn helemaal geen synoniemen. De wet is een erg specifieke manier – gebaseerd op dwang – om een regel op te vatten. Binnen de beperkingen van de mogelijkheden hebben we tot nu toe geprobeerd om te leven op basis van vrije afspraken in de weigering van een autoriteit die voor ons beslist.

We zijn voor de wederzijdse hulp, omdat we weten dat gelijkheid niet volstaat wanneer ze niet vergezeld gaat van een bewust en vrijwillig gevoel voor solidariteit. In tegenstelling tot het liberale model dat in de vrijheid van de ander de beperking ziet voor de zijne, voelen wij dat onze vrijheid zich tot in het oneindige uitstrekt doorheen de vrijheid van anderen. In tegenstelling tot het autoritaire communisme weten we dat de gelijkheid de zus is van het despotisme wanneer er geen ruimte is om individuele verschillen uit te drukken.

Een andere manier om regels te zien, betekent ook een andere manier om conflicten aan te gaan. Eerst en vooral, voor ons gaat het alleen maar over een schending van regels die je zelf bepaald en gedeeld hebt – en niet over de wetten die anderen in jouw naam hebben vastgelegd. Ten tweede worden die conflicten op een niet-repressieve manier aangegaan, als tekens van ongeschikte afspraken, als experiment voor nieuwe verhoudingen. In alle gevallen mag de oplossing voor onenigheden niet geïnstitutionaliseerd worden in repressieve organen – zoals gevangenissen en allerlei scheidingen – die niets anders zouden doen dan de onderdrukkende en willekeurige macht herscheppen waarvan we allemaal het karakter en de gevolgen kennen. ‘Rechtvaardigheid’ mag nooit gescheiden worden van de samenleving die haar draagt door zich te belichamen in gespecialiseerde organen die vooral zullen proberen zichzelf in stand te houden, zichzelf en hun privilèges. Er is uiteraard geen enkel recept, alleen een anti-autoritaire gevoeligheid die verfijnd moet worden op de ruïnes van alle gevangenissen.

Om samen te kunnen beslissen zonder centraliserende macht is het nodig om op directe en horizontale wijze te kunnen discussiëren. De samenleving waarvoor we vechten is een samenleving van face-to-face. Een massabeschaving zoals de industriële beschaving specialiseert tot in het extreme de taken, schept overal hiërarchieën en maakt dat individuen niet in staat zijn om het product van hun sociale relaties te begrijpen. Omdat het denken alleen maar verbonden is met de actie in het individu – de sociale krachten zijn altijd blind – is het nodig dat de voltrokken activiteit direct gecontroleerd en begrepen wordt door de individuen zelf. De loonarbeid is daarentegen gebaseerd op exact het tegenovergestelde: enkele bazen organiseren terwijl de massa uitvoert en niet in staat is de machines te beheersen en te herstellen – je wordt er een eenvoudig verlengstuk van -, noch het product van zijn eigen activiteit kan begrijpen.

Alleen in de hoofden van autoritairen staan het universele en het lokale tegenover elkaar. In zo’n visie zou er van de grootheidswaanzin van de steden en de productieapparaten geen punt gemaakt worden. In feite: of we proberen om een sociaal leven heruit te vinden op meer bescheiden bases – van het kleine naar het grote doorheen horizontale verenigingen -, met eenvoudigere technieken; of we gaan alsmaar meer in de richting van de desintegratie van alle individuele autonomie en in de richting van ecologische chaos. De gemassificeerde banden – bron van conformisme, vervuiling en existentiële angst – moeten dringend ontbonden worden om te experimenteren met andere banden die meer aangepast zijn aan de noden en verlangens van eenieder.
In tegenstelling tot de visie op vooruitgang die ons wordt opgelegd waarin de geschiedenis een soort van rechte lijn is van de grotten tot het Internationaal Muntfonds, heeft de mensheid eeuwenlang geleefd in gemeenschappen zonder Staat en zonder gecentraliseerde macht. Vandaag gaat het er zeker niet over te dromen over een mythische gouden eeuw, maar eerder over het herontdekken van verhoudingen en technieken uit het verleden die ons kunnen helpen het heden te veranderen. Voor ons is de herontdekking van een nieuwe autonomie (op vlak van voedsel, energie, gezondheid, etc.) onafscheidelijk van een revolutionair proces voor de vernietiging van de Staat en de ontmanteling van de industriële maatschappij. Het heruitvinden van een verhouding tussen eenzaamheid en ontmoeting, tussen bos en dorp, tussen het platteland en de stedelijke vlek is niet alleen een ethische spanning: ze is levensnoodzakelijk. Het kapitalisme valt de levensbronnen – voedsel, lucht, water - zelf aan door ze om te vormen tot koopwaar. Voor ons is het een illusie te denken dat je je uit deze gigantische markt kan terugtrekken in één of ander reservaat. De ruimtes van autonomie uitbreiden – door met manieren van leven en andere verhoudingen te experimenteren – en de huidige orde van de dingen subverteren, we herhalen het, zijn onscheidbare aspecten.

In tegenstelling tot de technologische propaganda waarvoor alles dat technisch efficiënt is sociaal positief wordt, denken wij dat technieken alleen maar iets waard zijn naargelang de ethische en sociale overwegingen en dat we een stap achteruit moeten zetten wanneer een vermeende technische efficiëntie alleen maar bereikt wordt dankzij grote specialisatie, een machtigere macht of een algemene verarming van de menselijke verhoudingen.

“ Endus ? ”

Vele van deze overwegingen zijn misschien banaal voor velen – of het nu revolutionairen of gewoon kritische personen zijn. Wat ons als anarchisten kenmerkt, is dat wij de doelen onafscheidelijk van de middelen beschouwen, omdat de strijdmethodes reeds het leven laten zien waarvoor we vechten. Wars van het heersende machiavellisme weten wij dat we door bepaalde methodes te weigeren ook bepaalde doelen weigeren, juist omdat de doelen altijd vervat zitten in de middelen. We weten, en het loopt over van historische voorbeelden, waar de logica van het opportunisme, de tactische en strategische uitzonderingen, de ‘overgangsperiode naar het communisme’ (die nooit eindigt maar alles rechtvaardigt) toe leiden. Tot meedogenloze dictaturen en moorddadige sociaal-democratieën.

Iemand zei dat je vervreemding niet kan bevechten met vervreemde vormen. We kunnen in onze eigen verhoudingen en praktijken niet dezelfde dynamieken reproduceren van de overheersing die we bevechten. Daarom zijn we voor de zelforganisatie van de strijden, met andere woorden voor een autonomie tegen alle partij- en vakbondskrachten; voor een permanente conflictualiteit met de macht, haar structuren, haar mensen en haar ideologieën. Daarom weigeren we tegelijktertijd de verkiezingskakofonie– die de dictatuur van het kapitaal verdoezelt – en leiders, hiërarchieën, centrale comités, mediagenieke woordvoerders (met andere woorden, de toekomstige politieke chefs). De macht aanvallen eerder dan haar te reproduceren, deserteren uit de instituties eerder dan te bedelen voor subsidies, zijn methodes die in het onmiddellijke weinig efficiënt lijken en samengaan met een zeker isolement (dat goed voorbereid wordt door de permanente mediatieke lynchpartij). Daarop kunnen we antwoorden dat de betekenis van wat gedaan wordt in de activiteit zelf vervat zit en niet kan ontleed worden door de kwantitatieve resultaten te meten; opiniepeilingen kunnen de sociale krachten niet schatten, in het bijzonder omdat ze onvoorspelbaar zijn: in essentie zien we alleen maar de eerste deinende kringen van de stenen die we werpen. Langs de andere kant is de zoektocht naar coherentie de kracht die alle andere omvat. Niet door jezelf op te offeren en aan te sluiten bij een doctrine, maar omwille van het plezier wanneer de geest het eens is met zichzelf. Het is in de eenheid van denken en doen, zoals Simone Weil zei, dat het pact van de geest met het universum zich vernieuwt.

En zo blijkt wat kan lijken op ‘purisme’ (zoals de realisten neerbuigend zeiden) in feite een erg concrete manier om het bestaan te betasten, ‘met het trotse plezier van het sociale gevecht.’ Wij geloven niet in de stralende zonnen van de toekomst die opkomen uit de berekeningen die in achterkamers gemaakt werden. De wereld waarin we zouden willen leven, moet zoveel mogelijk bevat worden in onze eigen verhoudingen en gedragingen. Ten slotte, door niet te collaboreren met de instellingen, zal niemand ons in het gezicht kunnen smijten dat we met de wolven huilen – en ook dat kan tellen.

De zelforganisatie waarover we praten is niet slechts een denkbeeld. Zelforganisatie is een menselijke ervaring die al sinds het begin der tijden bestaat, een groot theoretisch en praktisch arsenaal dat het verleden aan het heden heeft doorgegeven. Veel van wat we theorieën noemen, werd aangereikt door zowel de realiteit van strijden en gemeenschapsexperimenten als door moedige en eenzame revoltes van diegenen die de vastberadenheid hadden om de macht, de gewoontes en de vooroordelen van hun tijd uit te dagen; van diegenen die de bliksems van alle antieke en moderne rechters aangetrokken hebben. Van de middeleeuwen tot nu zijn de voorbeelden van gemeenschappen die het private eigendom en de Staat afgeschaft hebben in een passionele poging om op de Aarde het geluk te verwezenlijken dat de religies altijd verbannen hebben naar het rijk der hemelen ontelbaar. Maar we hebben geen nood aan een verleden waar we rechtvaardigingen kunnen gaan zoeken voor onze verlangens. Zelforganisatie is een realiteit die in de huidige wereld bestaat, hetzij als sociale praktijk tijdens opstandige explosies (denk aan de wijkassamblee’s in Argentinië of aan de aarch in Algerije), hetzij als strijdmethode tijdens meer specifieke conflicten (denk aan de recente blokkades van het kuispersoneel van de treinen zoals in Scansano Jonio of Campania, of aan de wilde stakingen van tram- en buschauffeurs). Duizenden uitgebuitenen doen ervaring op met directe actie, niet omwille van ideologie maar omdat het de enige manier is om enkele reële verbeteringen te bekomen van de bazen. Talrijke uitgebuitenen zetten deze antikapitalistische kritiek, die vele gedienstige intellectuelen ijdel, voorbijgestreefd of crimineel vinden, in gang tijdens hun strijden omdat ze het kapitalisme op de huid voelen. En wij in dat alles?

We hebben geen voorhoedementaliteit en leveren dus gewoon onze bijdrage, overal waar we er in slagen, om praktijken van zelforganisatie en directe actie te bevorderen. Wanneer het mogelijk is, beginnen we in eigen naam situaties van sociale strijd, anders interveniëren we, op onze bases, in de strijden die door anderen gevoerd worden. We zijn geen specialisten en hebben dus geen enkel exclusief interventieterrein, in het bijzonder omdat deze maatschappij zo’n graad van verwevenheid van haar sectoren bereikt heeft dat het onmogelijk is om er een betekenisvol aspect diepgaand van te veranderen zonder het geheel in vraag te stellen. Zelfs de eis van niet vergiftigd voedsel veronderstelt – zoals iemand reeds schreef – de ontmanteling van het gehele bestaande systeem van productie, distributie en transport. Van de kwestie van milieuverwoesting tot de oorlogskwestie: de kritiek komt tegenover de hele maatschappij en haar waakhonden te staan wanneer ze tot op het bot wil gaan. Zeker, sommige kwesties liggen ons nauwer aan het hart dan andere en in het bijzonder omdat we denken dat ze minder recupereerbaar – het is te zeggen, neutraliseerbaar – zijn door de overheersing. We kunnen vatten dat een macht minder verbrandingsovens of bepaalde erg schadelijke technologieën produceert, maar het is niet begrijpelijk dat een macht minder gevangenissen maakt, net zoals er nooit doodgravers van revoluties bestaan hebben die geen nieuwe gevangenissen gebouwd hebben. Nochtans verwijst het probleem zelf van de gevangenis naar de kwestie van beslissingsautonomie inzake de levensbenodigdheden van eenieder. Zolang we niet leren de voorkeur te geven aan de vrije overeenkomst boven de verplichting, aan de solidariteit boven de mensonwaardige competitie, zal de logica van de bestraffing haar kooien en haar gruwels heropbouwen. Wij zijn voor de revolutionaire breuk omdat we weten dat een gedienstige mentaliteit evenveel nood heeft aan een gewelddadige schok als de sociale instellingen, maar we weten ook dat een opstand alleen maar het begin is van een mogelijke verandering en geen wondermiddel. Wij zijn bereid samen te strijden met eenieder die de huidige overheersing wil omverwerpen, maar zullen evengoed met hand en tand onze mogelijkheid verdedigen om te leven zonder te verplichten of orders te krijgen van een autoriteit, van een partij of een centraal comité.

De historische ervaring heeft ons geleerd dat de ergste onderdrukkers zich kunnen kleden in het gewaad van de revolutionair en we willen zeker geen bondgenoten worden van de wurgers van alle subversieve spontaniteit en van alle vrijheid. Voor ons is het enige aanvaardbare geweld het geweld dat bevrijdt en niet onderwerpt, het geweld dat de macht vernietigt en haar niet reproduceert, het geweld dat ieders mogelijkheid om te leven op zijn manier verdedigt. Vrijheid opleggen is een contradictie. Als ik een galg moet oprichten om te winnen, zei Malatesta, dan verkies ik te verliezen.

Dat het koor van onderworpen intelligenties herhaalt dat een revolutie onmogelijk is, maakt geen indruk op ons en verbaast ons niet. Is het niet dat wat de dertig tirannen bleven zeggen tegen de Atheense democraten, de aristocraten tegen de stadsburgers, de grootgrondbezitters tegen de Mexicaanse boeren, de democraten tegen de Spaanse anarchisten, de stalinistische bureaucraten tegen de Hongaarse opstandelingen, de sociologen tegen de enragés van de maand mei? “Wie een halve revolutie maakt, graaft z’n eigen graf.” Da’s de enige les die we willen trekken uit de ervaringen van diegenen die ons zijn voorgegaan op de weg naar een anarchistische revolutie.

We beschouwen onszelf als uitgebuitenen aan de zijde van andere uitgebuitenen en denken dat ons ongeduld, onze vastberadenheid hier en nu aan te vallen ook deel uitmaakt van het klassenconflict. Wij geven niet toe aan de hiërarchie die geschapen wordt op basis van de risico’s die voorzien worden door de strafwet: een pamflet heeft dezelfde waardigheid als een sabotage want voor ons staat de directe actie niet tegenover de verspreiding van ideeën.

Zware conflicten zullen de komende jaren tekenen. Sommige conflicten zullen moeilijk te ontrafelen zijn, andere helder want zo duidelijk als barricades. Het terrein van de berusting en de onderwerping barst, vele tekenen van ontevredenheid onthullen zich. Zelforganisatie zal opnieuw met kracht op de poort van de sociale oorlog komen bonken.

Onze medeplichtigen zijn en zullen alle individuen zijn die bereid zijn te vechten om samen met anderen de vrijheid te veroveren, en ook bereid zijn hun eigen vrijheid op het spel te zetten.

Gevangenis van Trento
23 juli 2004

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License